Grammatica P2: les 2
Kasus = Naamval
In een Duitse zin kun je aan de naamval herleiden wat de functie van het zindeel is.
Bv: Der Gemüsehändler gibt der Frau den Apfel.
Der Gemüsehändler = onderwerp / Subjekt / 1e naamval
der Frau = meewerkendvoorwerp / Dativobjekt / 3e naamval
den Apfel = lijdendvoorwerp / Akkusativobjekt / 4e naamval
Het Genetivatrribut (2e naamval) gebruik je om:
bezit/eigendom aan te geven
dader/grondlegger
product (Der Autor des Romans west alle Plagiatsvorwürfe zurück.)
eigenschap (Das sind Produkte minderer Qualität)
Hoe bepaal je welke naamval je moet gebruiken
Doormiddel van “eenvoudige” zinsontleding
Een bepaald werkwoord reageert op een naamval (zie bladzijde 56)
Voorzetsels die reageren op de naamvallen
Naamvallen mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
Nominativ 1e der die das die
Genitiv 2e des+ S der des + S der
Dativ 3e dem der dem den + N
Akkusativ 4e den die das die
LET OP:
Zelfstandige naamwoorden met het meervoud –s krijgen bij Dativ meeroud geen +N,
maar –s!!!
Mannelijke en vrouwelijke persoonsnamen krijgen in de tweede naamval de uitgang –
s
Bij namen op een sisklank wordt bij vooropplaatsing een apostrof toegevoegd
(Achilles’ Tod)
-N Deklination (zwakke zelfstandige naamwoorden)
:Woorden in deze groep krijgen 7X de uitgang – (e)N in de tweede, derde, vierde naamval
van het enkelvoud en in alle vier naamvallen van het meervoud.
-N Deklination bij:
Veel mannelijke woorden op –e
Mannelijke personen en dieren eindigen op –e
bv. der Löwe = des, dem, den Löwen
LET OP: bijvoeglijke naamwoorden als zelfstandige naamwoorden op –e NIET (der
Fremde + der Süchtige)
Kasus = Naamval
In een Duitse zin kun je aan de naamval herleiden wat de functie van het zindeel is.
Bv: Der Gemüsehändler gibt der Frau den Apfel.
Der Gemüsehändler = onderwerp / Subjekt / 1e naamval
der Frau = meewerkendvoorwerp / Dativobjekt / 3e naamval
den Apfel = lijdendvoorwerp / Akkusativobjekt / 4e naamval
Het Genetivatrribut (2e naamval) gebruik je om:
bezit/eigendom aan te geven
dader/grondlegger
product (Der Autor des Romans west alle Plagiatsvorwürfe zurück.)
eigenschap (Das sind Produkte minderer Qualität)
Hoe bepaal je welke naamval je moet gebruiken
Doormiddel van “eenvoudige” zinsontleding
Een bepaald werkwoord reageert op een naamval (zie bladzijde 56)
Voorzetsels die reageren op de naamvallen
Naamvallen mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
Nominativ 1e der die das die
Genitiv 2e des+ S der des + S der
Dativ 3e dem der dem den + N
Akkusativ 4e den die das die
LET OP:
Zelfstandige naamwoorden met het meervoud –s krijgen bij Dativ meeroud geen +N,
maar –s!!!
Mannelijke en vrouwelijke persoonsnamen krijgen in de tweede naamval de uitgang –
s
Bij namen op een sisklank wordt bij vooropplaatsing een apostrof toegevoegd
(Achilles’ Tod)
-N Deklination (zwakke zelfstandige naamwoorden)
:Woorden in deze groep krijgen 7X de uitgang – (e)N in de tweede, derde, vierde naamval
van het enkelvoud en in alle vier naamvallen van het meervoud.
-N Deklination bij:
Veel mannelijke woorden op –e
Mannelijke personen en dieren eindigen op –e
bv. der Löwe = des, dem, den Löwen
LET OP: bijvoeglijke naamwoorden als zelfstandige naamwoorden op –e NIET (der
Fremde + der Süchtige)