1 DE DECODER
1.1 WERKING
Een decoder heeft x aantal uitgangen, elk met een eigen indexnummer. Dit indexnummer wordt
binair weergegeven. Bij een decoder met 8 uitgangen zullen de indexnummers dus zijn:
000
001
010
011
100
101
110
111
Om elk van deze nummers weer te kunnen geven hebben we 3 ingangen nodig: A, B en C. Om de 4e
uitgang te selecteren / hoog te maken zullen dus ingangen B en C hoog zijn terwijl A laag is:
A=0
B=1 = 011 = 3 = 4e uitgang
C=1
Op deze manier zijn alle ingaande lijnen van de EN-poort die verbonden is met uitgang 4 hoog.
1.2 TEKENEN VAN EEN DECODER
Stappen:
1. Teken de ingangen en inverteer elke ingang
2. Teken dubbel zo veel verticale lijnen als er ingangen zijn en laat in het midden ruimte, zodat
er 2 maal 3 verticale lijnen staan
3. Verbinden de ingangen met de verticale lijnen:
a. A => lijn 1 (A)
b. B => lijn 2 (B)
c. C => lijn 3 (C)
d. Inverse van A => lijn 4 (A’)
e. Inverse van B => lijn 5 (B’)
f. Inverse van C => lijn 6 (C’)
4. Teken de 8 uitgangen met hun EN-poorten (elke uitgang telt evenveel ingaande lijnen als er
ingangen zijn)
5. Verbind de EN-poorten met de verticale lijnen: de linkse 3 verticale lijnen zijn de ‘hoge lijnen’
of 1, de rechtse 3 lijnen zijn de ‘lage lijnen’ of 0
Voorbeelden:
Uitgang 000 zal verbonden zijn met lijn 4, 5 en 6