Thema 4 – Geelzucht – lever – galwegen
De lever is het centrum van de regulering van de stofwisseling in
het lichaam. De lever wordt grofweg in 2 delen ingedeeld:
- Linker leverkwab: segmenten 1 t/m 4
- Rechter leverkwab: segmenten 5 t/m 8
o Ieder segment heeft een eigen tak van:
V. porta
A. hepatica
Galwegen
V. hepatica
Op de ventrale zijde markeert het sikkelvormige ligamentum
falciforme hepatis de grens tussen linker- en rechter leverkwab.
Het verdikte achterste grens van dit ligament is het ronde
ligamentum teres hepatis, een bindweefselachtige
overblijfsel van de navelstrengader van de foetus.
De galblaas bevindt zich in een uitsparing onder de
rechterkwab van de lever.
Ruwweg 1/3e van de bloedtoevoer naar de lever komt voor
rekening van de a. hepatica propria (een tak van de a.
hepatica communis , afkomstig uit de truncus coeliacus,
tevens klein deel uit AMS)
De overige 2/3e is veneus bloed, afkomst uit de v. portae en
is een veneuze afvloed van: maag, darm, milt, pancreas en
vervoert o.a. opgenomen stoffen van darmen via vena
portae naar de lever. Waarna het bloed, na verwerking, via
de v. hepaticae naar de VCI (vena cava inferior) stroomt.
De kwabben van de lever zijn door bindweefsel in 100.000den leverlobjes verdeeld, de basale
functionele eenheden van de lever. De levercellen, hepatocyten, vormen een reeks onregelmatig
gevormde plaatjes van één cellaag dikte en zijn ze bedenkt met microvilli.
Binnen een lobje vormen gespecialiseerde haarvaten, de sinusoïden, doorgangen tussen de
aangrenzende platen die in de centrale vene uitmonden. Sinusoïden laten de vrije uitwisseling van
water en opgeloste stoffen, zo groot als plasma-eiwitten, toe tussen het bloed en de interstitiële
vloeistof.
De bekleding van de sinusoïden bestaat uit: stervormige macrofagen/kupffercellen, welke deel
uitmaken van het monocyten-macrofagensysteem waar ze ziekteverwekkers, cel resten en
beschadigde bloedcellen fagocyteren.
Er komt bloed vinden via takken van de v. portae en de a. hepatica. Deze twee takken, plus een
galbuis, vormen een portaal gebied/portale triade bij elk van de zes hoekjes van een leverlobje.
Terwijl bloed door de bloedruimten stroomt, nemen de hepatocyten opgeloste stoffen uit het
bloedplasma op en geven stoffen zoals plasma-eiwitten aan het bloed af waarna het bloed naar een
ventrale vene van het lobje stroomt die zich uiteindelijk verenigen tot de v.hepatica die in de VCI
uitmondt.
De hepatocyten geven gal af aan een netwerk van smalle kanaaltjes tussen aangrenzende
hepatocyten, de zogenoemde intralobulaire galcapillairen. Deze kleine kanaaltjes verenigen zich tot
steeds grotere galwegen waarze uiteindelijk uit de lever afgevoerd worden via de ductus hepaticus
communis ductus choledochus (mogelijk tijdelijk opgeslagen in galblaas via ductus cysticus)
waarna het uitmond in het duodenum.
, Functies van de lever
Kunnen grofweg in drie algemene groepen worden onderverdeeld: regulering stofwisseling,
hematologische regulering en vorming van gal. Daaruit zijn de volgende grote functies te
onderscheiden:
- Immunologisch: fagocytose (kuppfercellen) van oude rode bloedcellen, micro-organismen en
(auto-) antistoffen.
- Opslag: vitamines (A, D, E, K, B12) en ijzer (in ferritine), en koper
- Hormoonhuishouding: afbraak van veel hormonen, omzetten cholecalciferol in vit. D
- Ontgifting: afbraak van toxinen en medicatie
- Glucose metabolisme onder invloed van insuline/glucagon: glucogenes/glycogenolyse,
gluconeogenese
- Vetmetabolisme: triglyceride, vetzuren en cholesterol
- Eiwitmetabolisme: eiwitafbraak, aminozuurafbraak voor productie glucose/vetten/energie,
o Productie eiwitten (albumine, stollingsfactoren, complement)
- Productie van gal
De lever is het centrum van de regulering van de stofwisseling in
het lichaam. De lever wordt grofweg in 2 delen ingedeeld:
- Linker leverkwab: segmenten 1 t/m 4
- Rechter leverkwab: segmenten 5 t/m 8
o Ieder segment heeft een eigen tak van:
V. porta
A. hepatica
Galwegen
V. hepatica
Op de ventrale zijde markeert het sikkelvormige ligamentum
falciforme hepatis de grens tussen linker- en rechter leverkwab.
Het verdikte achterste grens van dit ligament is het ronde
ligamentum teres hepatis, een bindweefselachtige
overblijfsel van de navelstrengader van de foetus.
De galblaas bevindt zich in een uitsparing onder de
rechterkwab van de lever.
Ruwweg 1/3e van de bloedtoevoer naar de lever komt voor
rekening van de a. hepatica propria (een tak van de a.
hepatica communis , afkomstig uit de truncus coeliacus,
tevens klein deel uit AMS)
De overige 2/3e is veneus bloed, afkomst uit de v. portae en
is een veneuze afvloed van: maag, darm, milt, pancreas en
vervoert o.a. opgenomen stoffen van darmen via vena
portae naar de lever. Waarna het bloed, na verwerking, via
de v. hepaticae naar de VCI (vena cava inferior) stroomt.
De kwabben van de lever zijn door bindweefsel in 100.000den leverlobjes verdeeld, de basale
functionele eenheden van de lever. De levercellen, hepatocyten, vormen een reeks onregelmatig
gevormde plaatjes van één cellaag dikte en zijn ze bedenkt met microvilli.
Binnen een lobje vormen gespecialiseerde haarvaten, de sinusoïden, doorgangen tussen de
aangrenzende platen die in de centrale vene uitmonden. Sinusoïden laten de vrije uitwisseling van
water en opgeloste stoffen, zo groot als plasma-eiwitten, toe tussen het bloed en de interstitiële
vloeistof.
De bekleding van de sinusoïden bestaat uit: stervormige macrofagen/kupffercellen, welke deel
uitmaken van het monocyten-macrofagensysteem waar ze ziekteverwekkers, cel resten en
beschadigde bloedcellen fagocyteren.
Er komt bloed vinden via takken van de v. portae en de a. hepatica. Deze twee takken, plus een
galbuis, vormen een portaal gebied/portale triade bij elk van de zes hoekjes van een leverlobje.
Terwijl bloed door de bloedruimten stroomt, nemen de hepatocyten opgeloste stoffen uit het
bloedplasma op en geven stoffen zoals plasma-eiwitten aan het bloed af waarna het bloed naar een
ventrale vene van het lobje stroomt die zich uiteindelijk verenigen tot de v.hepatica die in de VCI
uitmondt.
De hepatocyten geven gal af aan een netwerk van smalle kanaaltjes tussen aangrenzende
hepatocyten, de zogenoemde intralobulaire galcapillairen. Deze kleine kanaaltjes verenigen zich tot
steeds grotere galwegen waarze uiteindelijk uit de lever afgevoerd worden via de ductus hepaticus
communis ductus choledochus (mogelijk tijdelijk opgeslagen in galblaas via ductus cysticus)
waarna het uitmond in het duodenum.
, Functies van de lever
Kunnen grofweg in drie algemene groepen worden onderverdeeld: regulering stofwisseling,
hematologische regulering en vorming van gal. Daaruit zijn de volgende grote functies te
onderscheiden:
- Immunologisch: fagocytose (kuppfercellen) van oude rode bloedcellen, micro-organismen en
(auto-) antistoffen.
- Opslag: vitamines (A, D, E, K, B12) en ijzer (in ferritine), en koper
- Hormoonhuishouding: afbraak van veel hormonen, omzetten cholecalciferol in vit. D
- Ontgifting: afbraak van toxinen en medicatie
- Glucose metabolisme onder invloed van insuline/glucagon: glucogenes/glycogenolyse,
gluconeogenese
- Vetmetabolisme: triglyceride, vetzuren en cholesterol
- Eiwitmetabolisme: eiwitafbraak, aminozuurafbraak voor productie glucose/vetten/energie,
o Productie eiwitten (albumine, stollingsfactoren, complement)
- Productie van gal