Onderzoek
natuur Waarneming (gegevens, verschijnselen, feiten) Vragen probleemstelling (hoe, waarom)
Hypothese experiment resultaten conclusie
Onjuist?? nieuwe hypothese.
De hypothese is een voorlopig antwoord op je vraag.
Regels:
Proeven altijd met grote aantallen
Geef aan hoe er gemeten word
Organisme zo veel mogelijk gelijk bijv. zelfde populatie
Experimenteergroep en controlegroep (blanco)
Een factor per proef onderzoeken
Alle overige omstandigheden gelijk!
Hoofdstuk 1
Organel: deel van een cel dat naar bouw en functie apart te onderscheiden is. Veel zijn omgeven
door een membraan
Prokaryoten: eencellige organismen waarvan de cel geen celkern bevat en het DNA los in de cel ligt.
Eukaryoten: eencellig of meercellige organisme met celkern. Bevat ook andere organellen zoals
vacuole en bladgroenkorrels in plantencellen.
Weefsel: groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Orgaan: deel van een organisme met een specifieke bouw en functie. Meestal opgebouwd uit
meerdere weefsels.
Organenstelsel: aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen.
Organismen: kunnen zich organiseren tot een populatie.
Populatie: groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en zich onderling
voortplanten.
Populaties vormen samen een levensgemeenschap.
Ecosysteem: begrensd gebied met bepaalde eigenschapen waarin abiotische en biotische factoren
een eenheid vormen.
Biotische factoren: invloeden vanuit de levende natuur.
Abiotische factoren: invloeden uit de levenloze natuur. (tempratuur en zonlicht)
Emergente eigenschap: Op elk hoger organisatieniveau verschijnen nieuwe eigenschappen.
natuur Waarneming (gegevens, verschijnselen, feiten) Vragen probleemstelling (hoe, waarom)
Hypothese experiment resultaten conclusie
Onjuist?? nieuwe hypothese.
De hypothese is een voorlopig antwoord op je vraag.
Regels:
Proeven altijd met grote aantallen
Geef aan hoe er gemeten word
Organisme zo veel mogelijk gelijk bijv. zelfde populatie
Experimenteergroep en controlegroep (blanco)
Een factor per proef onderzoeken
Alle overige omstandigheden gelijk!
Hoofdstuk 1
Organel: deel van een cel dat naar bouw en functie apart te onderscheiden is. Veel zijn omgeven
door een membraan
Prokaryoten: eencellige organismen waarvan de cel geen celkern bevat en het DNA los in de cel ligt.
Eukaryoten: eencellig of meercellige organisme met celkern. Bevat ook andere organellen zoals
vacuole en bladgroenkorrels in plantencellen.
Weefsel: groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Orgaan: deel van een organisme met een specifieke bouw en functie. Meestal opgebouwd uit
meerdere weefsels.
Organenstelsel: aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen.
Organismen: kunnen zich organiseren tot een populatie.
Populatie: groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en zich onderling
voortplanten.
Populaties vormen samen een levensgemeenschap.
Ecosysteem: begrensd gebied met bepaalde eigenschapen waarin abiotische en biotische factoren
een eenheid vormen.
Biotische factoren: invloeden vanuit de levende natuur.
Abiotische factoren: invloeden uit de levenloze natuur. (tempratuur en zonlicht)
Emergente eigenschap: Op elk hoger organisatieniveau verschijnen nieuwe eigenschappen.