HC kindercardiologie
Congenitale hartafwijkingen
- Cyanotisch corvitium: gemengde circulatie
- Niet cyanotisch corvitium: gescheiden circulatie
Foetale circulatie:
- Navelvene: ductus venosus, Vena cava inerior --> RA --> open foramen ovale --> LA
--> LV --> aorta --> systeemcirculatie
- Relatieve kleine hoeveelheid bloed naar longcirculatie (10%)
- Dus een grote rechts-links shunt
- O2 in aorta ascendans relatief hoog t.o.v. aorta descendens door bij menging O2 arm
bloed via ductus botalli.
Aspecten:
- Lage weerstand systeemcirculatie t.o.v. Longcirculatie ten gevolge van de
placentacirculatie;
- Hoge longvaatweerstand door niet ontplooide longen en vasoconstrictie in de longen
- Bij elke abnormaliteit: endocarditisprofylaxe.
Perinatale circulatie:
- Placenta circulatie stopt: navelvenen en arterien sluiten
- Weerstand in de systeemcirculatie neemt toe
- Longen ontplooien, longcirculatie komt op gang en weerstand daalt, door de effecten
van oxygenatie; start van gaswisseling
- Ductus botalli sluit, evenals het foramen ovale: o.i.v. oxygenatie
- Direct pp is de verhouding pulmonale weerstand hoog ten opzichte van de
systeemweerstand: duurt een paar weken voor adaptatie volledig is. Deze daalt
onder invloed van oxygenatie en afname prostaglandine concentraties. Eerst
functionele sluiting. Later anatomisch: kan dus nog opengaan wat in enkele gevallen
gunstig kan zijn. Kan ook opengaan onder invloed van hypoxie, sepsis of acidose
Normale adaptatie/overgangsfase
- Daling pulmonale weerstand in de arterele pulmonalis en rechter ventrikel. Tot de
helft/kwart van de systeemdruk
- Duurt ongeveer 7-10 dagen
- CO: SV x Freq. Neonataal weinig reserve, dus snel kans op decompensatie. CO
verhoog je door de HF, niet door toename SV
- Pulmonaal arterien zijn reactief en gevoelig voor bijvoorbeeld hypoxie, acidose en
afkoeling, of afwijkingen met een li-re shunt: constrictie met drukverhoging tot gevolg.
Pathologische (algemene) verschijnselen
1. Cyanose; centraal en perifeer
a. Perifeer: verlaagde capillaire refill; vaak te zien aan extreimiteiten, bijv. Kou.
b. Centraal: verminderde arterieel saturatie door longproblemen, inadequate
ventilatie, hartafwijkingen, met rechts – links shunt.
2. Volumebelasting
a. Li-re shunt door drukverschil van LI > RE. Door openingen in het hart, de
grootte ervan is mede bepalend voor de ernst, evenals de weerstand zowel
systemisch als pulmonaal en de systole, diastole in het hart.
b. Je ziet: toename longflow, afname systemische bloedflow. Compensatie door
vocht vast te houden --> toename totaal circulerend volume. Je ziet dit o.a. Bij
een ASD, VSD en een ODB.
3. Pulmonale hypertensie
Congenitale hartafwijkingen
- Cyanotisch corvitium: gemengde circulatie
- Niet cyanotisch corvitium: gescheiden circulatie
Foetale circulatie:
- Navelvene: ductus venosus, Vena cava inerior --> RA --> open foramen ovale --> LA
--> LV --> aorta --> systeemcirculatie
- Relatieve kleine hoeveelheid bloed naar longcirculatie (10%)
- Dus een grote rechts-links shunt
- O2 in aorta ascendans relatief hoog t.o.v. aorta descendens door bij menging O2 arm
bloed via ductus botalli.
Aspecten:
- Lage weerstand systeemcirculatie t.o.v. Longcirculatie ten gevolge van de
placentacirculatie;
- Hoge longvaatweerstand door niet ontplooide longen en vasoconstrictie in de longen
- Bij elke abnormaliteit: endocarditisprofylaxe.
Perinatale circulatie:
- Placenta circulatie stopt: navelvenen en arterien sluiten
- Weerstand in de systeemcirculatie neemt toe
- Longen ontplooien, longcirculatie komt op gang en weerstand daalt, door de effecten
van oxygenatie; start van gaswisseling
- Ductus botalli sluit, evenals het foramen ovale: o.i.v. oxygenatie
- Direct pp is de verhouding pulmonale weerstand hoog ten opzichte van de
systeemweerstand: duurt een paar weken voor adaptatie volledig is. Deze daalt
onder invloed van oxygenatie en afname prostaglandine concentraties. Eerst
functionele sluiting. Later anatomisch: kan dus nog opengaan wat in enkele gevallen
gunstig kan zijn. Kan ook opengaan onder invloed van hypoxie, sepsis of acidose
Normale adaptatie/overgangsfase
- Daling pulmonale weerstand in de arterele pulmonalis en rechter ventrikel. Tot de
helft/kwart van de systeemdruk
- Duurt ongeveer 7-10 dagen
- CO: SV x Freq. Neonataal weinig reserve, dus snel kans op decompensatie. CO
verhoog je door de HF, niet door toename SV
- Pulmonaal arterien zijn reactief en gevoelig voor bijvoorbeeld hypoxie, acidose en
afkoeling, of afwijkingen met een li-re shunt: constrictie met drukverhoging tot gevolg.
Pathologische (algemene) verschijnselen
1. Cyanose; centraal en perifeer
a. Perifeer: verlaagde capillaire refill; vaak te zien aan extreimiteiten, bijv. Kou.
b. Centraal: verminderde arterieel saturatie door longproblemen, inadequate
ventilatie, hartafwijkingen, met rechts – links shunt.
2. Volumebelasting
a. Li-re shunt door drukverschil van LI > RE. Door openingen in het hart, de
grootte ervan is mede bepalend voor de ernst, evenals de weerstand zowel
systemisch als pulmonaal en de systole, diastole in het hart.
b. Je ziet: toename longflow, afname systemische bloedflow. Compensatie door
vocht vast te houden --> toename totaal circulerend volume. Je ziet dit o.a. Bij
een ASD, VSD en een ODB.
3. Pulmonale hypertensie