PROBLEEM 1- OPZET VAN EEN ONDERZOEK
HOE ONTWERP JE EEN ONDERZOEK? OF: HOE VOER JE EEN ONDERZOEK UIT
(ONDERZOEKSPLAN)?
Onderzoeksplan (12 stappen)
Doelen criminologisch onderzoek (kwalitatief)
Doelgroepen
Typen criminologisch onderzoek (6 typen)
Micro versus macro
Micro: kleinste analyse, individu
Meso: moeilijk, tussenin (wijk)
Macro: grootste analuse-eenheid
Nadeel: verkeerde interpretatie, verkeerde verbanden, macro toegepast op iedereen terwijl het micro
anders is
Ecologische fout: je mag micro niet op meso toepassen bij deze gout doe je dat wel
- Naar tijdfactor
Lonitudinaal versus cross-sectioneel
Longitudinaal: in de tijd uitstrekt
Prospectief
Retrospectief
- Kwalitatief versus kwantitatief
Kwalitatief: op zoek naar de hoe of het waarom van een bepaald verschijnsel
Kwantitatief: op zoek naar hoeveelheden
Verklarend of beschrijvend:
- Verklarend: oorzaak gevolg verklaren door experimenteel onderzoek
Beschrijvend: in verband brengen van bepaalde verschijnselen met andere verschijnselen maar geeft
geen verklaring
5) Toetsend versus exploratief:
o Toetsend = gerichter en vaak van te voren duidelijk omschreven.
Kwantitatief.
o Exploratief = meer open, verkennend en minder gericht.
- Kwalitatief.
6) Primair versus secundair:
o Primair = gegevens verzameld door de onderzoeker zelf.
o Secundair = gegevens verzameld door anderen. Voordeel goedkoop en snel te verkrijgen. Nadeel
minder controle kwaliteit en operationalisering
Verantwoorden in onderzoeksplan
,Typen criminologisch onderzoek:
Kwalitatieve methoden is een criminografische schets van specifieke fenomenen niet afdoende. Het gaat juist
om ‘verstehen”: het leren begrijpen van de werkelijkheid vanuit een emic perspectief: welk betekenis geeft de
actor er zelf aan.
HOE FORMULEER JE ONDERZOEKSVRAGEN? OF: WELKE SOORTEN
ONDERZOEKSVRAGEN ZIJN ER? (INDELING ONDERZOEKSVRAGEN EN CRITERIA
ONDERZOEKSVRAGEN).
Soorten onderzoeksvragen
Verklarend/beschrijvend
Verandering/statische kenmerken
Hoeveelheid/aard
Macro/micro
Criteria/eisen onderzoeksvragen
Haalbaar
Onderzoekbaarheid
Helder, begrijpelijk, ondubbelzinnig en gefocust
Stuurt het onderzoek
Literatuuronderzoek
Sensitizing concepts
Grounded-theory
Vragen hebben betrekking op:
- Mensen of op grotere conflomeraten
Micro: kleinste analuse eenheid: individu
Macroniveau: processen die zich op een niveau boven het individu afspelen
Meso niveau: minder eenduidig te grenzen: alles tussen micro en macro in.
- Beschrijvend of verklarend
- Hoeveelheden vs. Aard van het fenomeenkwantiteit of kwaliteit.
- Verandering versus statische kenmerken
WAT IS OPERATIONALISEREN? EN WAT IS DE ROL VAN VALIDITEIT EN
BETROUWBAARHEID DAARBIJ?
Meetniveaus:
, - Nominaal meetniveau: getallen toekennen aan waarnemingen (geweld, vermogen)
- Ordinaal meetniveau: rangorde/ordening/ die aan meetingen zijn toegekend.
Pregerentieoordelen: wat wordt er erger gevonden
- Interval meetniveau: meer ingromatie besloten in de metingen: er moet beoordeeld
worden op een schaal (eens oneens, 1-5)
- Ratio meetniveau: de ratio blijft altijd hetzelfde ongeacht welk soort euro/dollar je
hanteerd
- Absoluut meetniveau: alles ligt vast: iemand heeft 7 delicten gepleeft
Operationalisering:
Construct Validitiet; of de constructen wel goed gemeten zijn.
1. Betrouwbaarheid: niet nauwkeurig gemeten hebben.
2. Validiteit van de operationalisatie: wordt er daadwerkelijk gemeten wat we willen
weten
Soorten validiteit:
- Inhoudsvaliditeit: alle onderdelen meenemen
- Criteriumvaliditeit: voorspelt de meting een criterium?
- Constructvaliditeit: is het bedoelde construct gemeten?
Statistische validiteit: is het verband statisch significant
Interne validiteit: is er geen schijnverband?
Externe validiteit: geldt het resultaat ook buiten de onderzochte groep
Bepaling van de constructvaliditeit:
Betrouwbaarheidsanalyse:
- Test-hertestbetrouwbaarheid
- Interbeoordelaarbetrouwbaarheid
- Split-half
WAT IS DE ROL VAN THEORIE IN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK? OF: WAT IS DE
RELATIE TUSSEN THEORIE, ONDERZOEKSVRAGEN EN METHODE (IN ZOWEL
KWANTITATIEF ALS KWALITATIEF ONDERZOEK)
Empirische cyclus (verschillende fases)
1. Theorie: observatie of een idee, een onderzoek. In de theoriefase ga je aan de hand van literatuur
opzoek naar waar je onderzoek naar kan gaan doen. Op deze manier ga je kijken naar ontbrekende
puzzelstukjes
HOE ONTWERP JE EEN ONDERZOEK? OF: HOE VOER JE EEN ONDERZOEK UIT
(ONDERZOEKSPLAN)?
Onderzoeksplan (12 stappen)
Doelen criminologisch onderzoek (kwalitatief)
Doelgroepen
Typen criminologisch onderzoek (6 typen)
Micro versus macro
Micro: kleinste analyse, individu
Meso: moeilijk, tussenin (wijk)
Macro: grootste analuse-eenheid
Nadeel: verkeerde interpretatie, verkeerde verbanden, macro toegepast op iedereen terwijl het micro
anders is
Ecologische fout: je mag micro niet op meso toepassen bij deze gout doe je dat wel
- Naar tijdfactor
Lonitudinaal versus cross-sectioneel
Longitudinaal: in de tijd uitstrekt
Prospectief
Retrospectief
- Kwalitatief versus kwantitatief
Kwalitatief: op zoek naar de hoe of het waarom van een bepaald verschijnsel
Kwantitatief: op zoek naar hoeveelheden
Verklarend of beschrijvend:
- Verklarend: oorzaak gevolg verklaren door experimenteel onderzoek
Beschrijvend: in verband brengen van bepaalde verschijnselen met andere verschijnselen maar geeft
geen verklaring
5) Toetsend versus exploratief:
o Toetsend = gerichter en vaak van te voren duidelijk omschreven.
Kwantitatief.
o Exploratief = meer open, verkennend en minder gericht.
- Kwalitatief.
6) Primair versus secundair:
o Primair = gegevens verzameld door de onderzoeker zelf.
o Secundair = gegevens verzameld door anderen. Voordeel goedkoop en snel te verkrijgen. Nadeel
minder controle kwaliteit en operationalisering
Verantwoorden in onderzoeksplan
,Typen criminologisch onderzoek:
Kwalitatieve methoden is een criminografische schets van specifieke fenomenen niet afdoende. Het gaat juist
om ‘verstehen”: het leren begrijpen van de werkelijkheid vanuit een emic perspectief: welk betekenis geeft de
actor er zelf aan.
HOE FORMULEER JE ONDERZOEKSVRAGEN? OF: WELKE SOORTEN
ONDERZOEKSVRAGEN ZIJN ER? (INDELING ONDERZOEKSVRAGEN EN CRITERIA
ONDERZOEKSVRAGEN).
Soorten onderzoeksvragen
Verklarend/beschrijvend
Verandering/statische kenmerken
Hoeveelheid/aard
Macro/micro
Criteria/eisen onderzoeksvragen
Haalbaar
Onderzoekbaarheid
Helder, begrijpelijk, ondubbelzinnig en gefocust
Stuurt het onderzoek
Literatuuronderzoek
Sensitizing concepts
Grounded-theory
Vragen hebben betrekking op:
- Mensen of op grotere conflomeraten
Micro: kleinste analuse eenheid: individu
Macroniveau: processen die zich op een niveau boven het individu afspelen
Meso niveau: minder eenduidig te grenzen: alles tussen micro en macro in.
- Beschrijvend of verklarend
- Hoeveelheden vs. Aard van het fenomeenkwantiteit of kwaliteit.
- Verandering versus statische kenmerken
WAT IS OPERATIONALISEREN? EN WAT IS DE ROL VAN VALIDITEIT EN
BETROUWBAARHEID DAARBIJ?
Meetniveaus:
, - Nominaal meetniveau: getallen toekennen aan waarnemingen (geweld, vermogen)
- Ordinaal meetniveau: rangorde/ordening/ die aan meetingen zijn toegekend.
Pregerentieoordelen: wat wordt er erger gevonden
- Interval meetniveau: meer ingromatie besloten in de metingen: er moet beoordeeld
worden op een schaal (eens oneens, 1-5)
- Ratio meetniveau: de ratio blijft altijd hetzelfde ongeacht welk soort euro/dollar je
hanteerd
- Absoluut meetniveau: alles ligt vast: iemand heeft 7 delicten gepleeft
Operationalisering:
Construct Validitiet; of de constructen wel goed gemeten zijn.
1. Betrouwbaarheid: niet nauwkeurig gemeten hebben.
2. Validiteit van de operationalisatie: wordt er daadwerkelijk gemeten wat we willen
weten
Soorten validiteit:
- Inhoudsvaliditeit: alle onderdelen meenemen
- Criteriumvaliditeit: voorspelt de meting een criterium?
- Constructvaliditeit: is het bedoelde construct gemeten?
Statistische validiteit: is het verband statisch significant
Interne validiteit: is er geen schijnverband?
Externe validiteit: geldt het resultaat ook buiten de onderzochte groep
Bepaling van de constructvaliditeit:
Betrouwbaarheidsanalyse:
- Test-hertestbetrouwbaarheid
- Interbeoordelaarbetrouwbaarheid
- Split-half
WAT IS DE ROL VAN THEORIE IN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK? OF: WAT IS DE
RELATIE TUSSEN THEORIE, ONDERZOEKSVRAGEN EN METHODE (IN ZOWEL
KWANTITATIEF ALS KWALITATIEF ONDERZOEK)
Empirische cyclus (verschillende fases)
1. Theorie: observatie of een idee, een onderzoek. In de theoriefase ga je aan de hand van literatuur
opzoek naar waar je onderzoek naar kan gaan doen. Op deze manier ga je kijken naar ontbrekende
puzzelstukjes