Geowijzer 11.4
Bij aardrijkskunde wordt er ook beroep gedaan op taal. De taal is verbonden met het verkennen van
de wereld. School taal maakt zaakvakteksten moeilijk. Kinderen hebben weinig voorkennis en
kunnen de tekst moeilijk interpreteren. De informatiedichtheid is hoog: veel info in een kort stukje.
Het wordt makkelijker als er beelden worden toegevoegd.
Als kinderen de schooltaal van teksten begrijpen, voelen ze zich goed. Je kan de taalontwikkeling
stimuleren door:
1. Taalaanbod: betrokkenheid (onderwerp is interessant voor kind); begrijpelijkheid (van taal
van leerkracht). De taal moet in de zone van naaste ontwikkeling liggen, om verder te komen
in taalontwikkeling (vb: nieuwe woorden + betekenis).
2. Taalruimte: kind wordt gestimuleerd om taal te gebruiken, door interactie. Het kind wordt
gestimuleerd om het gesprek inhoudelijk te sturen.
3. Feedback: impliciet -> zonder nadrukkelijk op fout te wijzen. 1) Taaluitingen corrigeren of
aanvullen op inhoud/vorm. 2) om verduidelijking vragen en verifiëren wat de leerling heeft
gezegd. 3) positief bevestigen (non-)verbaal: complimenteren, duim omhoog.
Win-winmodel: model om moeilijke zaakvakteksten toegankelijk te maken. Er zijn 3 stappen:
1. Kinderen worden voorbereid op het lezen. De leerkracht bekijkt van te voren de
moeilijkheden in een tekst en heeft woorden geselecteerd die centraal staan. Door te doen
(proefje), te kijken (filmpje) of te luisteren (vooraf uitleggen waar tekst over gaat) leren de
kinderen de nieuwe woorden.
2. Tekst wordt behandeld. Voorkennis activeren door vragen te stellen over de begrippen.
Oriënteren op de tekst. Kinderen lezen samen de tekst. Ze oefenen begrijpend lezen. De
nieuwe kennis delen de kinderen met de klas.
3. Nieuwe taal en kennis wordt gebruikt in een nieuwe situatie: presentatie, discussie, brief,
verhaal schrijven.
Bij aardrijkskunde wordt er ook beroep gedaan op taal. De taal is verbonden met het verkennen van
de wereld. School taal maakt zaakvakteksten moeilijk. Kinderen hebben weinig voorkennis en
kunnen de tekst moeilijk interpreteren. De informatiedichtheid is hoog: veel info in een kort stukje.
Het wordt makkelijker als er beelden worden toegevoegd.
Als kinderen de schooltaal van teksten begrijpen, voelen ze zich goed. Je kan de taalontwikkeling
stimuleren door:
1. Taalaanbod: betrokkenheid (onderwerp is interessant voor kind); begrijpelijkheid (van taal
van leerkracht). De taal moet in de zone van naaste ontwikkeling liggen, om verder te komen
in taalontwikkeling (vb: nieuwe woorden + betekenis).
2. Taalruimte: kind wordt gestimuleerd om taal te gebruiken, door interactie. Het kind wordt
gestimuleerd om het gesprek inhoudelijk te sturen.
3. Feedback: impliciet -> zonder nadrukkelijk op fout te wijzen. 1) Taaluitingen corrigeren of
aanvullen op inhoud/vorm. 2) om verduidelijking vragen en verifiëren wat de leerling heeft
gezegd. 3) positief bevestigen (non-)verbaal: complimenteren, duim omhoog.
Win-winmodel: model om moeilijke zaakvakteksten toegankelijk te maken. Er zijn 3 stappen:
1. Kinderen worden voorbereid op het lezen. De leerkracht bekijkt van te voren de
moeilijkheden in een tekst en heeft woorden geselecteerd die centraal staan. Door te doen
(proefje), te kijken (filmpje) of te luisteren (vooraf uitleggen waar tekst over gaat) leren de
kinderen de nieuwe woorden.
2. Tekst wordt behandeld. Voorkennis activeren door vragen te stellen over de begrippen.
Oriënteren op de tekst. Kinderen lezen samen de tekst. Ze oefenen begrijpend lezen. De
nieuwe kennis delen de kinderen met de klas.
3. Nieuwe taal en kennis wordt gebruikt in een nieuwe situatie: presentatie, discussie, brief,
verhaal schrijven.