Samenvatting Taak 8 - Imitation

TAAK 8


LEERDOEL 1: WELKE SOORT IMITATIE ZIJN ER
LEERDOEL 2: WAAROM IMITEREN WE
LEERDOEL 3: WELKE HERSENDELEN ZIJN HIERBIJ BETROKKEN

, BOEK CHAPTER 11: OBSERVATIONAL LEARNING: WATCHING,
LISTENING, AND REMEMBERING


BEHAVIORAL PROCESSES
Observationeel leren  de leerling bewaakt (monitors) events en kiest later acties
gebaseerd op die observaties. Social learning word vaak als synoniem gebruikt omdat
primaire stimuli die leiden tot veranderingen in gedrag, vaak de acties zijn van andere
individuen.

LEREN DOOR KOPIEREN
Vele psychologen denken dat alleen mensen doen aan kopiëren van acties. Begint al in de
vroege jaren  denk aan leren van taal (moeder: zeg me na MAA-MAA)
 Copying – kopiëren bestaat uit dat iemand iets doet wat hij observeert van wat een
andere doet.
 Leren door kopiëren is een vorm van observational learning
 Het is moeilijk om aan te tonen wanneer iemand imiteert zowel buiten het
laboratorium als in het laboratorium
Er is weinig experimentele data die laat zien hoe kinderen leren door imitatie, en de meeste
data was verzameld door een klein aantal onderzoekers 40 jaar geleden. Dus niemand weet
echt tot welk mate kinderen leren door imitatie, vergeleken met andere vormen van leren
(klassiek & opperante). Alles wat we weten komt van invloedrijke experimentele studies
over imiterend leren in 1960  Bandura.
Bandura Was geïnteresseerd in hoe ouders hun agressief gedrag een impact zou hebben op
hun kinderen  Bobo Doll experiment:
 Experimentele groep: kinderen die keken hou een volwassenen agressief gedrag
toonden naar de pop. Controle groep: kinderen speelden in een lege kamer zonder
iets te hebben geobserveerd. Resultaat  kinderen die een ouder agressief gedrag
hebben zien tonen, doen dit na
Kritiek op de studie
 De kinderen werden in dezelfde omgeving getest als waar ze het agressief gedrag
geobserveerd hebben, dus weten niet of hij dit gedrag ook zou nadoen in een andere
omgeving bijvoorbeeld later thuis bij de buurman op een pop.
 Kinderen die een enorme imitatie lieten zien van agressief gedrag, waren voor de
test, gefrustreerd gemaakt. Kinderen die een agressief model toonden maar niet van
te voren gefrustreerd werden hadden minder kans om zich agressief te gedragen dan
kinderen die niets geobserveerd hadden. (waarom minder kans?)

,Vondsten van de Bobo Doll experiment:
 Simpelweg het laten zien van een volwassenen die agressief gedrag vertoont tegen
een opblaasbare speelgoed  binvloed later gedrag met datzelfde speelgoed, ook al
werden kinderen niet bekrachtigt of gestraft (dit om instrumentele conditionering uit
te sluiten).
Bandura stelden voor dat kinderen de acties van volwassenen observeren, dan
nadenken over welke acties gebruikt kunnen worden bij de Bobo Doll, en later hun
herinneringen gebruikten van die ideeën om de acties te reproduceren van de
ouders.
 Leerden van het zien van iemand die een actie demonstreerden = modeling
 Nabootsend gedrag was het meest aanwezig onder jongens die een agressieve man
model bekeken, en het minst aanwezig in meisjes die naar een vrouwelijke
agressieve rolmodel keek  wil dus zeggen dat de waarschijnlijkheid van het
nadoen van agressief gedrag dus niet alleen afhangt van de actie geobserveerd werd
maar ook het geslacht van de persoon die de actie uitvoert.
Observationeel leren verschilt van klassieke en opperante conditionering in die zin dat de
onderzoekers niet betrouwbaar kunnen voorspellen wat een organisme zal leren na het
observeren van de acties van anderen. Redenen waarom het moeilijk is om te voorspellen
hoe observaties, toekomstig gedrag beïnvloeden:
 Er is geen manier om er achter te komen, wat het organisme verkrijgt tijdens de
observatie. Komt omdat organisme verschillende dingen kan observeren zonder
verschil in gedrag te vertonen  student staart naar professor tijdens lecture,
opletten? Staren? Dagdromen?
 Niets dwingt een observeerder om eender welke modellen te kopiëren, en zelfs
wanneer de observeerde een model kopieert is er meer dan één manier om dit te
doen.
Kopiëren kan op 2 manieren:
 true imitation: replicatie van de acties/motor acts die geobserveerd werden
 emulation: replicatie van de uitkomst van het gedrag die geobserveerd werd zonder
specifieke motor acts na te doen.



True imitation: kopiëren van acties
Morgan’s canon zei dat psychologen gedrag zouden moeten verklaren in termen van de
simpelste psychologische mechanisme, dus zo makkelijk mogelijk verklaren. De simpelste
verklaring word geprefereerd tenzij aanvullend bewijs is gevonden die deze verklaring
uitsluit.
Psychologen  zijn meer geneigd aan te nemen dat professionele neppe acteurs, die hun
geld verdienen met grote sterren na te doen, echt die persoon imiteren.
 Ook in dit geval is het niet zeker dat echte imitatie aan de orde is: simpele
leermechanismes zouden het gedrag kunnen verklaren van de neppe ster.

, Hoe de wetenschap kan bepalen of iets imitatie is of niet:
 Two-action test
Twee dieren worden getraind om door verschillende actie hetzelfde doel te bereiken.
Bijvoorbeeld krijgt voedsel door tegen de hefboom te drukken, dan zal het ene dier
getraind worden om dit te doen met zijn hoofd, en het ander dier met zijn teen.
Twee ‘’nieuwe’’ dieren observeren dan ieder één van de getrainde dieren. Als het
nieuwe dieren dan leren om gedrag na te doen op een manier die match aan het
getrainde dier, dan kan dit als bewijs gezien worden voor true imitation.
Experiment:
Apen en kinderen werd voorgedaan hoe je een box opende waar
eten inzat. Er waren een bepaalde stappen die ze doorliepen
voordat de box open ging. Voor deze taak was het niet nodig om
te kopiëren omdat de box ook op andere manieren open ging.
Kinderen en chimpansees kopieerden meestal de
openingstechniek die ze geobserveerd hadden. Kinderen waren
meer geneigd dan chimpansees om de details te kopiëren ook de
details die niet essentieel waren om het eten te krijgen. 
bewijs dat kinderen sneller acties imiteren dan chimpansees.
- Sommige onderzoekers claimen dat leren door imitatie alleen kan bij een
bepaalde hoge level van cognitieve processen die uniek zijn aan mensen.

 Perspective taking
is volgens sommige onderzoekers een voorwaarden voor leren door imitatie.
Perspective taking is niet mens uniek (dieren kunnen dit ook). Word gedacht dat
perspective taking de imitatie faciliteert, omdat het mensen mogelijk word gemaakt
om iemand anders na te doen zonder dat ze dit zichzelf zien doen. Het is moeilijk te
bepalen of om er achter te komen of dieren het perspectief inneemt van de ander,
maar kunnen toegeven dat perspective taking er bij betrokken zou kunnen zijn
- In het algemeen, weten ze nog niet hoe hogere levels van cognitieve processen
bijdragen aan imitatie.

Emulation: kopiëren van goals
Je repliceert een geobserveerde uitkomst, zonder de acties te reproduceren die tot deze
uitkomst geleid hebben = emulatie
 meeste bewijs voor emulatie komt uit onderzoeken naar true imitation  plastic box
study  zagen dat de chimpansees eerder geneigd waren om het geobserveerd
gedrag te emuleren in plaats van letterlijk over te nemen om aan het eten te komen.
Kinderen kopieerden het gedrag wel precies. Volwassen waren wel meer geneigd om
een model te emuleren in plaats van de imiteren.