Optica 5 HC 4:
Doel antireflectie coating:
- Licht dat niet wordt doorgelaten: wordt geabsorbeerd (les 1 en 2) of wordt
gereflecteerd
- Op de reflectie van licht kun je invloed hebben door coatings
- De werking van coatings is gebaseerd op interferentie van lichtgolven
Er zijn twee effecten die invloed hebben op het faseverschil van de gereflecteerde golven
- fasesprongen bij de reflecties
- het verschil in afgelegde weg
Bij een vast touw: bult die heen gaat gaat terug als dal -> fasesprong
(laag naar hoge n)
Bij een los touw: bukt die heen gaat gaat ook terug als bult -> geen
fasesprong (hoog naar lage n)
In licht vindt er ook een fasesprong plaats als licht van een lage
berekeningsindex naar een hoge berekeningsindex gaat. (een berg die net gepasseerd is
gaat dan terug als dal, de reflectie loopt een half λ achter)
In licht vindt geen fasesprong plaats als licht van een hoge berekeningsindex naar een lage
berekeningsindex gaat. (een berg die net gepasseerd is gaat dan terug als berg, de reflectie
loopt gelijk)
Een coating op een brillenglas is een dun laagje glas met een andere berekeningsindex.
λcoating = 𝜆 𝑙𝑢𝑐ℎ𝑡⁄𝑛 𝑐𝑜𝑎𝑡𝑖𝑛𝑔
golven doven uit bij: ½, 1, 1 ½, 2, 2 ½ λ etc.
uitdoving bij een coating met een hogere berekeningsindex dan het glas:
de vergelijking die je hierbij gebruikt is:
1
𝑘 𝑥2 𝑥 𝜆 𝑙𝑢𝑐ℎ𝑡
𝑑= waarin k altijd een positief getal is (geen 0)
𝑛 𝑐𝑜𝑎𝑡𝑖𝑛𝑔
Totale uitdoving gebeurt wanneer de amplitude van de twee reflecties aan elkaar gelijk zijn.
𝑛 𝑐𝑜𝑎𝑡𝑖𝑛𝑔 = √𝑛 𝑙𝑢𝑐ℎ𝑡 𝑥 𝑛 𝑔𝑙𝑎𝑠 = √𝑛 𝑔𝑙𝑎𝑠
Doel antireflectie coating:
- Licht dat niet wordt doorgelaten: wordt geabsorbeerd (les 1 en 2) of wordt
gereflecteerd
- Op de reflectie van licht kun je invloed hebben door coatings
- De werking van coatings is gebaseerd op interferentie van lichtgolven
Er zijn twee effecten die invloed hebben op het faseverschil van de gereflecteerde golven
- fasesprongen bij de reflecties
- het verschil in afgelegde weg
Bij een vast touw: bult die heen gaat gaat terug als dal -> fasesprong
(laag naar hoge n)
Bij een los touw: bukt die heen gaat gaat ook terug als bult -> geen
fasesprong (hoog naar lage n)
In licht vindt er ook een fasesprong plaats als licht van een lage
berekeningsindex naar een hoge berekeningsindex gaat. (een berg die net gepasseerd is
gaat dan terug als dal, de reflectie loopt een half λ achter)
In licht vindt geen fasesprong plaats als licht van een hoge berekeningsindex naar een lage
berekeningsindex gaat. (een berg die net gepasseerd is gaat dan terug als berg, de reflectie
loopt gelijk)
Een coating op een brillenglas is een dun laagje glas met een andere berekeningsindex.
λcoating = 𝜆 𝑙𝑢𝑐ℎ𝑡⁄𝑛 𝑐𝑜𝑎𝑡𝑖𝑛𝑔
golven doven uit bij: ½, 1, 1 ½, 2, 2 ½ λ etc.
uitdoving bij een coating met een hogere berekeningsindex dan het glas:
de vergelijking die je hierbij gebruikt is:
1
𝑘 𝑥2 𝑥 𝜆 𝑙𝑢𝑐ℎ𝑡
𝑑= waarin k altijd een positief getal is (geen 0)
𝑛 𝑐𝑜𝑎𝑡𝑖𝑛𝑔
Totale uitdoving gebeurt wanneer de amplitude van de twee reflecties aan elkaar gelijk zijn.
𝑛 𝑐𝑜𝑎𝑡𝑖𝑛𝑔 = √𝑛 𝑙𝑢𝑐ℎ𝑡 𝑥 𝑛 𝑔𝑙𝑎𝑠 = √𝑛 𝑔𝑙𝑎𝑠