1. Is er derdenbescherming bij beschikkingsonbevoegdheid?
Art. 3:86: bescherming bij beschikkingsonbevoegdheid van zaken zoals genoemd en overdracht ex. art.
3:90 of 3:93. Niet voldaan aan overdrachtsvereiste, dan subsidiair bescherming o.g.v. art. 3:88 (art.
3:36). Ratio van beide bepalingen: bescherming van de derde te goeder trouw die verkregen heeft van
een persoon met feitelijke macht, feitelijke macht die de schijn wekt van beschikkingsbevoegdheid en
de vervreemder als zodanig legitimeert legitimatieleer.
De derdenbescherming van art. 3:86-87 houdt in dat een overdracht aan een derde ondanks
beschikkingsonbevoegdheid van zijn voorganger als geldig aangemerkt wordt.
• Volledige BOB: overdrager/vestiger is in het geheel niet bevoegd om over te dragen/beperkt recht
te vestigen art. 3:86 lid 1
bv. bruiklener, huurder, vroegere eigenaar
• Beperkte BOB: overdrager/vestiger is wel bevoegd tot overdracht/vestiging, maar niet tot
onbezwaarde overdracht/vestiging op een onbezwaard goed art. 3:86 lid 2
bv. er rust al een beperkt recht op het goed
Vereisten voor bescherming o.g.v. art. 3:86 lid 1 zijn:
Dat het object van verkrijging een van de in art. 3:86 jis. 96 en 98 opgesomde goederen is
o Geen bescherming wordt geboden aan verkrijgingen van registergoederen en vorderingen op
naam, o.b.v. dit artikellid.
Dat afgezien van de kwestie van de beschikkingsbevoegdheid aan alle overige eisen voor
overdracht is voldaan
o Overdraagbaarheid, art. 3:83,
o Een rechtsgeldige titel,
o Een rechtsgeldige goederenrechtelijke overeenkomst en leveringshandeling, art. 3:84 of
vestigingshandeling, art. 3:98 jo. 3:84.
Er gelden voor de leverings- en vestigingshandeling nadere eisen:
Bezitsverschaffing, art. 3:86 lid 1 jis. 3:90, 91 en 93
Verschaffing van feitelijke macht, art. 3:98 jo. 86 lid 1 jis. 90, 91 en 93. Die eisen laten
zich weer uit de ratio van art. 3:86 verklaren: bescherming van de verkrijger op grond
van legitimatie van de vervreemder door feitelijke macht.
Dat de derde anders dan om niet heeft verkregen
o Hiervan sprake indien er een contraprestatie verschuldigd is, maar of deze daadwerkelijk
voldaan is, is niet relevant. Evenmin moet het evenredig zijn. O.a. bijv. geen: schenking,
verkrijging door een afstand van recht.
Dat de derde te goeder trouw is
o Betreffende persoon wist noch behoorde te weten dat de tweede hand
beschikkingsonbevoegd was toepassing van art. 3:11: een onderzoeksplicht wordt
verondersteld en de verkrijger zelfs niet te goeder trouw acht als er geen onderzoek naar
de beschikkingsbevoegdheid mogelijk is, maar hij een goede reden tot twijfel aan die
beschikkingsbevoegdheid heeft.
De wetgever stelt hoge eisen aan de stelplicht voor de derde: wie zich op goede trouw in
de zin van art. 3:86 wil beroepen, zal alle daartoe benodigde feiten moeten stellen, ook al
berust de bewijslast van de onjuistheid van de feiten bij degene die afgifte vordert van de