1. Welke voorrechten zijn er? (Algemeen) (Geen art. 3:286 jo. 3:287= bijzonder -3:284-3:287)
a. Rangorde
b. Voorrecht fiscus
Voorrecht wordt niet in de wet beschreven. Art. 3:278 lid 1 bepaalt wel dat het voorrang geeft bij
verhaal op het vermogen van de schuldenaar. Maar het voorrecht zelf schept geen
verhaalsbevoegdheid, het is slechts sequeel aan verbonden. M.a.w. voorrecht schept a fortiori niet de
bevoegdheid tot parate executie.
Een bevoorrecht crediteur is geen separatist en moet zijn vordering ter verificatie indienen en
bijdragen in de faillissementskosten.
Voordeel voor de bevoorrechte crediteur t.o.v. zijn concurrente medeschuldeisers: hij is niet
gebonden aan een akkoord, art. 157 jo. 163 Fw en een surseance van betaling werkt, in beginsel niet
tegen hem, art. 232 Fw.
Voorrechten ontstaan alleen uit formele wet, art. 3:278 lid 2: crediteur en debiteur kunnen uit
contract zelf geen voorrechten creëren. Je hebt twee soorten voorrechten:
- Bijzondere: geeft voorrang bij verhaal op de netto-opbrengst van een of meer bepaalde
goederen. Zo is de vordering ter zake van kosten tot behoud van een zaak bevoorrecht op de
netto-opbrengst van de zaak die aldus is behouden, art. 3:284 Fw.
Geregeld in afdeling 3.10.2
- Algemene: rust op alle tot een vermogen behorende goederen, de voor verhaal onvatbare
vanzelfsprekend uitgezonderd. Hiertoe behoort bijvoorbeeld het voorrecht verbonden aan
een geldvordering uit arbeidsovereenkomst, art. 3;288 Fw.
Geregeld in afdeling 3.10.3
Een voorrecht geeft slechts de bevoegdheid om hoger te worden gerangschikt dan medecrediteuren
bij verdeling van de netto-executie-opbrengst van het aan het voorrecht onderworpen goed. Zodanig
is het noch een volwaardig persoonlijk, noch een volwaardig goederenrechtelijke recht.
Persoonlijk recht: in beginsel alleen werking jegens de debiteur*
Goederen recht: eindigt zodra goederen uit het vermogen van de debiteur verdwijnen. M.a.w.
voorrechten hebben geen zaaksgevolg.
Het voorrecht eindigt bij overdracht van het goed aan een derde. Het voorrecht moet worden
beschouwd als een ‘recht op de zaak’ in de zin van art. 3:90 lid 2. Een levering per constitutum
possessorium kan niet aan de oudere bevoorrechte crediteur worden tegengeworpen. Deze kan zijn
vordering, ondanks de overdracht, met voorrang op het goed blijven verhalen. (Het algemene
voorrecht is niet aan te merken als een ouder recht in de zin van art. 3:90 lid 2.)
Een voorrecht gaat teniet indien dat goed zijn goedrechtelijke zelfstandigheid verliest als gevolg van
originaire eigendomsverkrijging, zoals natrekking, vermenging en zaakvorming,
Een voorrecht is een nevenrecht in de zin van art. 6:142. Als de vordering teniet gaat, dan gaat ook het
voorrecht verloren. Bij overgang van de bevoorrechte vordering op een derde gaat het voorrecht van
rechtswege op de verkrijger over.
Bijzonder voorrechten wegens kosten tot behoud
De vordering tot voldoening van kosten, tot behoud van een goed gemaakt, is bevoorrecht op het
goed en dus behouden, art. 3:284 lid 1. Het begrip ‘tot behoud’ moet beperkt worden opgevat. Het