Werkcollege 1 leerdoelen:
• De drie meest voorkomende vormen van bewijs beschrijven
Soorten bewijs:
- Anekdote
- Observerend de onderzoeker verzamelt data als observant, niet als iemand die bewijs
manipuleert.
- Experiment hier stelt de onderzoeker voorwaarden aan het onderzoek.
• Uitleggen wat het voordeel van het blind of dubbel blind uitvoeren van een experiment is
Blind experiment: de behandeling wordt geheim gehouden voor proefpersonen van het experiment
Zodat het experiment niet wordt beïnvloedt door iemand die bepaalde resultaten verwacht/wil.
Dubbel-blind experiment: de behandeling wordt geheim gehouden voor zowel de onderzoeker als
het onderwerp van het experiment (patiënten). De onderzoeker en proefpersonen weten beide niet
wie tot de experimentele groep behoort en wie tot de controlegroep behoort Zodat de
onderzoeker geen andere omstandigheden uitoefent op een bepaalde groep.
Placebo: een geneesmiddel zonder werkzame stoffen.
• Uitleggen wat de term biased betekent in statistische context
Panel bias: het onderzoek beïnvloedt het gedrag van de proefpersonen. Mensen die mee doen aan
een onderzoek, veranderen vaak hun gedrag.
Biased: vooroordelen over het experiment, partijdig zijn.
• Uitleggen waarom in een experiment controlegroepen meegenomen worden
Controlegroepen worden meegenomen om te kunnen vergelijken met het onde rzoek. Zo kunnen e r
bepaalde factoren worden uitgesloten of aangenomen. Bijvoorbeeld een gezon de g roep mensen als
controle vergeleken met een zieke groep mensen zelfde leeftijd, gewicht etc.
• Uitleggen wat een statistisch sample is
Sample: steekproef uit een populatie
- Simple random sample: ieder lid van de populatie heeft even veel kans tot de steekproef en
de leden van de steekproef worden onafhankelijk van elkaar gekozen.
- Random cluster sample: i.p.v. individuen worden er groepjes gekozen voor de steekproef.
- Stratified random sample: de populatie wordt in collecties van gelijke individuen verdeeld.
Uit elke collectie wordt een simple random sample gepakt. Deze samen vormen de
steekproef.
• Onderscheid maken tussen sampling errors en non-sampling errors
Sampling error: het verschil tussen de steekproef en populatie.
Non-sampling error: een fout die niet wordt veroorzaakt door sampling. Deze zou ook voorkomen bij
een onderzoek met de gehele populatie.
, • Onderscheid maken tussen categoriale en numerieke variabelen en tussen discrete en continue
variabelen
Variabele: een eigenschap van een persoon of ding.
- Ordinaal: een eigenschap wat niet met een cijfer te maken heeft; een bepaalde categorie.
Bijvoorbeeld: bloedgroep, gender.
- Numeriek: een hoeveelheid van iets, wordt in cijfer uitgedrukt.
Discreet: een hoeveelheid van iets op discrete schaal (hele getallen).
Continu: een hoeveelheid van iets op continue schaal (met komma getallen).
• Data weergeven in de vorm van een staafdiagram, histogram en boxplot
Data kan worden weergeven in:
- Een staafdiagram ordinale data
- Een dot plot numerieke data (geen y-as!)
De data van een dot plot kan i.p.v. als dots ook weergeven worden in een histogram als
staven.
- Frequency distribution groepjes van de data maken en in een tabel weergeven.
• Een histogram interpreteren waarbij de termen skewed to the left/right, unimodaal, bimodaal en
symmetrisch gebruikt worden
Een histogram kan verschillende vormen aannemen:
- Symmetrisch, als een bel gevormd
- Symmetrisch, niet als bel gevormd
- Skewed to the right piek aan linker kant
- Skewed to the left piek aan rechter kant
- Exponentieel
- Bimodal 2 pieken (2 modussen)
Buiten de bimodale vorm, zijn de andere vormen unimodaal (1 modus, 1 piek)
• De
mediaan, het rekenkundig gemiddelde, de range en de standaarddeviatie van een dataset
bepalen
Mate voor ligging van data kan worden uitgedrukt in:
- Gemiddelde
Som van alle waarnemingen
Totaal aantal waarnemingen
- Mediaan
Middelste waarneming 0,5(n+1)
Als de mediaan tussen 2 metingen in ligt, wordt het gemiddelde hiervan genomen.