C1 Organisatie van de Nederlandse overheid
Leerdoelen:
- aangeven wat beleid is.
- onderscheiden welke vraagstukken en initiatieven het thema Veiligheid en beleid betreffen
en daar voorbeelden van geven.
- een definitie geven van het begrip overheid.
- de definitie van beleid volgens Hoogerwerf geven en kan deze herkennen en uitleggen.
- de definitie geven van wat een probleem is en deze toepassen.
- het begrip trias politica uitleggen.
- uitleggen wat de vierde en de vijfde macht is.
- de drie bestuurslagen van het openbaar bestuur in Nederland noemen.
- per bestuurslaag de wetgevende, controlerende en uitvoerende macht noemen.
- per bestuurslaag aangeven wie de functie van voorzitter heeft.
Het begrip ‘staat’
Staat:
- (afgegrensd) grondgebied
- Aanwezig (geaccepteerd) bestuursgezag
- (te onderscheiden) staatsvolk
Machtsverdeling > verschillende soorten samenlevingen:
1 Samenlevingen op basis van gelijkheid
2 Samenlevingen met rangorde
3 Samenlevingen met gelaagdheid
Trias politica/driemachtenleer Montesquieu
1 De wetgevende macht
2 De uitvoerende macht
3 De rechterlijke macht
De machten moeten van elkaar gescheiden zijn zodat geen van de machten oppermachtig kan
worden
Nederlandse overheid
1 De wetgevende macht > Staten-Generaal
2 De uitvoerende macht > de ministeries
3 De rechterlijke macht > onafhankelijke rechters
Geen strikte scheiding, de regering is de uitvoerende macht maar maakt ook deel uit van de
wetgevende macht
De vierde macht = ambtenarenapparaat/bureaucratie
Minister als uitvoerede macht politiek verantwoordelijk > rijksambtenaren kunnen met hun
beleidsadviezen de minister sterk sturen
De vijfde macht = media, lobbyisten en adviesbureaus
Zij beïnvloeden de politieke besluitvorming
,Het begrip ‘overheid’
Overheid > opgebouwd uit verschillende actoren met soms tegenstrijdige belangen en doelstellingen
‘De overheid’ bestaat niet > het zijn verschillende overheden
Kenmerken Nederlandse overheid
Nederland = een gedecentraliseerde eenheidsstaat
- Veel taken en bevoegdheden zijn toebedeeld aan andere overheidsorganen > decentralisatie
- De centrale overheid staat in voor de eenheid
- Drie bestuurslagen > rijk, provincie en gemeente > verticale machtenscheiding
1 Rijk
- Eenheidsstaat > centralisatie en samenhang
- Draagt zorg voor de taken die niet aan de lagere overheden kunnen worden toebedeeld
- Bijvoorbeeld defensie of toezicht op kernenergie
2 Provincie
- Coördinerende taak
- Autonomie > exclusieve taken en bevoegdheden waar de andere overheden zich niet in
mogen mengen
- Medebewindstaken > het uitvoeren van rijkstaken door de lagere overheden
3 Gemeenten
- Uitvoerende taak
- Staan het dichtst bij burgers
- Autonomie > exclusieve taken en bevoegdheden waar de andere overheden zich niet in
mogen mengen
- Medebewindstaken > het uitvoeren van rijkstaken door de lagere overheden
Het begrip ‘beleid’
Beleid =
1 Een plan
- Stelsel van doelen en middelen
- Een overheid heeft van tevoren uitgedacht wat er moet worden gedaan en hoe dat moet
worden gedaan
2 Alles wat een overheid doet
, De centrale overheid
De centrale overheid/rijksoverheid bestaat uit:
- De Staten-Generaal
- De regering
- De departementen
De Hoge Colleges van Staat en de adviescolleges > directe invloed op de overheid
1 De Staten-Generaal
- De Eerste Kamer en de Tweede Kamer
- Vertegenwoordigen de inwoners van Nederland op rijksniveau en heeft een aantal
belangrijke taken
- Regering en Staten-Generaal zijn bevoegd om wetten uit te vaardigen
De tweede kamer
- Wordt elke 4 jaar gekozen door de inwoners van Nederland
- 150 leden
- Regelt zelf haar werkzaamheden en organisatie
- Kamervoorzitter wordt meestal gekozen uit de grootste partij in de Kamer
- Tweede kamer heeft recht van initiatief (wetsvoorstellen indienen) en het recht van
amendement (wetswijzigingen indienen)
- Taak om de regering te controleren
De eerste kamer
- Leden van de Provinciale Staten die elke 4 jaar de leden kiezen
- 75 leden
- Kamervoorzitter wordt meestal gekozen uit de grootste partij in de Kamer
- Functie is heroverwegen > zitten de besluiten van de Tweede Kamer goed in elkaar?
- Geen recht van initiatief of recht van amendement
Leerdoelen:
- aangeven wat beleid is.
- onderscheiden welke vraagstukken en initiatieven het thema Veiligheid en beleid betreffen
en daar voorbeelden van geven.
- een definitie geven van het begrip overheid.
- de definitie van beleid volgens Hoogerwerf geven en kan deze herkennen en uitleggen.
- de definitie geven van wat een probleem is en deze toepassen.
- het begrip trias politica uitleggen.
- uitleggen wat de vierde en de vijfde macht is.
- de drie bestuurslagen van het openbaar bestuur in Nederland noemen.
- per bestuurslaag de wetgevende, controlerende en uitvoerende macht noemen.
- per bestuurslaag aangeven wie de functie van voorzitter heeft.
Het begrip ‘staat’
Staat:
- (afgegrensd) grondgebied
- Aanwezig (geaccepteerd) bestuursgezag
- (te onderscheiden) staatsvolk
Machtsverdeling > verschillende soorten samenlevingen:
1 Samenlevingen op basis van gelijkheid
2 Samenlevingen met rangorde
3 Samenlevingen met gelaagdheid
Trias politica/driemachtenleer Montesquieu
1 De wetgevende macht
2 De uitvoerende macht
3 De rechterlijke macht
De machten moeten van elkaar gescheiden zijn zodat geen van de machten oppermachtig kan
worden
Nederlandse overheid
1 De wetgevende macht > Staten-Generaal
2 De uitvoerende macht > de ministeries
3 De rechterlijke macht > onafhankelijke rechters
Geen strikte scheiding, de regering is de uitvoerende macht maar maakt ook deel uit van de
wetgevende macht
De vierde macht = ambtenarenapparaat/bureaucratie
Minister als uitvoerede macht politiek verantwoordelijk > rijksambtenaren kunnen met hun
beleidsadviezen de minister sterk sturen
De vijfde macht = media, lobbyisten en adviesbureaus
Zij beïnvloeden de politieke besluitvorming
,Het begrip ‘overheid’
Overheid > opgebouwd uit verschillende actoren met soms tegenstrijdige belangen en doelstellingen
‘De overheid’ bestaat niet > het zijn verschillende overheden
Kenmerken Nederlandse overheid
Nederland = een gedecentraliseerde eenheidsstaat
- Veel taken en bevoegdheden zijn toebedeeld aan andere overheidsorganen > decentralisatie
- De centrale overheid staat in voor de eenheid
- Drie bestuurslagen > rijk, provincie en gemeente > verticale machtenscheiding
1 Rijk
- Eenheidsstaat > centralisatie en samenhang
- Draagt zorg voor de taken die niet aan de lagere overheden kunnen worden toebedeeld
- Bijvoorbeeld defensie of toezicht op kernenergie
2 Provincie
- Coördinerende taak
- Autonomie > exclusieve taken en bevoegdheden waar de andere overheden zich niet in
mogen mengen
- Medebewindstaken > het uitvoeren van rijkstaken door de lagere overheden
3 Gemeenten
- Uitvoerende taak
- Staan het dichtst bij burgers
- Autonomie > exclusieve taken en bevoegdheden waar de andere overheden zich niet in
mogen mengen
- Medebewindstaken > het uitvoeren van rijkstaken door de lagere overheden
Het begrip ‘beleid’
Beleid =
1 Een plan
- Stelsel van doelen en middelen
- Een overheid heeft van tevoren uitgedacht wat er moet worden gedaan en hoe dat moet
worden gedaan
2 Alles wat een overheid doet
, De centrale overheid
De centrale overheid/rijksoverheid bestaat uit:
- De Staten-Generaal
- De regering
- De departementen
De Hoge Colleges van Staat en de adviescolleges > directe invloed op de overheid
1 De Staten-Generaal
- De Eerste Kamer en de Tweede Kamer
- Vertegenwoordigen de inwoners van Nederland op rijksniveau en heeft een aantal
belangrijke taken
- Regering en Staten-Generaal zijn bevoegd om wetten uit te vaardigen
De tweede kamer
- Wordt elke 4 jaar gekozen door de inwoners van Nederland
- 150 leden
- Regelt zelf haar werkzaamheden en organisatie
- Kamervoorzitter wordt meestal gekozen uit de grootste partij in de Kamer
- Tweede kamer heeft recht van initiatief (wetsvoorstellen indienen) en het recht van
amendement (wetswijzigingen indienen)
- Taak om de regering te controleren
De eerste kamer
- Leden van de Provinciale Staten die elke 4 jaar de leden kiezen
- 75 leden
- Kamervoorzitter wordt meestal gekozen uit de grootste partij in de Kamer
- Functie is heroverwegen > zitten de besluiten van de Tweede Kamer goed in elkaar?
- Geen recht van initiatief of recht van amendement