Geologie, bodem en landgebruik
A.G. Jongmans en anderen
Hoofdstuk 21: Het noordelijke zeekleilandschap
Terpen werden aangelegd om bewoners te beschermen tegen overstromingen. Later werd de
terpaarde gebruikt om slechte landbouwgronden te verbeteren. Veel dorpjes hebben oude kerkjes,
kenmerkend voor dit landschap is het zadeldak.
p.812 21.1 Het natuurlijke landschap
In begin Holoceen zijn op verschillende plaatsen zeeboezems gevormd als blijvende elementen in
jongere kustontwikkeling, vanaf ca. 2000 jaar geleden dichtgeslibd. Vanuit genoemde boezems en
door inbraken in westelijk deel van Friesland wordt het eerder gevormde veenlandschap sterk
geërodeerd sinds 3000 jaar geleden. Aan zeezijde een kwellandschap; ‘oude kwelderlandschap’.
Hoger gelegen kwelderwallen aan zeezijde van lichte zavel. Oudste meest landinwaarts. Door
vorming steeds jongere kwelderwallen breidde het land zich zeewaarts uit. Tussen kwelderwallen de
kwelderbekkens, laagtes met kleiig materiaal opgevuld.
In 3de tot 6de eeuw in lager gebied achter
kwelderwallen zware, stugge klei afgezet
tijdens stormvloeden, licht brak. Dit
noemen we knipklei, een seizoensaf-
zetting tijdens de winter. Kwelderwallen
en -bekkens, knipkleilandschap en klei op
veenlandschap heet oudland of kernland.
In Noordelijk zeekleilandschap was erosie tijdens middeleeuwse stormvloeden minder. Dit komt door
kleine getijdenverschillen, geen estuariumkust (geen rivieren) en de positie t.o.v. de Noordzee. In 9 de
tot 12de eeuw erosiegeulen gevormd en verjongingsdek afgezet. Minder nieuwland dan in zuidelijk
zeekleilandschap.
Vlak na ontstaan oudland was ontwateringstoestand slechter dan nu. Minder uitgesproken
hoogteverschillen omdat differentiële klink nog niet was opgetreden. Geen uitgesproken processen
als rijping, ontkalking en homogenisatie. Dat kwam pas toen de mens zich op de
kwelderlandschappen ging vestigen en ging ontwateren voor de landbouw. Daarom beschouwen we
het oudland als cultuurlandschap.
p.814 Het cultuurlandschap
21.2.1 Incultuurname
De eerste bewoners – Sporen van bewoning uit Mesolithicum en Neolithicum. Tot midden van het
Holoceen was Friesland toegankelijk (zonder veenmoeras). Hiervoor lag het Pleistocene landschap
van Groningen te diep.
Ontstaan van terpen – Niet opgehoogde woonplaatsen van ongeveer 2500 jaar geleden noemen we
Flachsiedlung. Lokaal werden woonheuvels opgeworpen bij vestiging of ongunstige wooncondities.
(1ste generatie terpen, VB Leeuwarden). 2200 jaar geleden meer bewoningsintensiteit (VB Ferwerd)
en werden bestaande terpen opgehoogd.
In Groningen heten terpen wierden, zelfde tijd ontstaan. Vaak zijn dorpsterpen meerdere huisterpen
aan elkaar. Het midden eerst gemeenschappelijke grond, later de plek voor een kerk. In centrum
dobbe (drinkplaats) aangelegd. Huizen met stal naar buitenzijde. Om terp ossegang (rondweg)
waarop land verkaveld werd in radiaal patroon.
1
Landschappen van Nederland
H21 Het noordelijke zeekleilandschap Wigcher Verstraete