Landschappen van Nederland
Geologie, bodem en landgebruik
A.G. Jongmans en anderen
Hoofdstuk 20: Het centrale zeekleilandschap
In centrale zeekleilandschap veel droogmakerijen; geologische vensters van oudere mariene
afzettingen. Veen is weggebaggerd of geërodeerd in meren. Kenmerkend zijn verschillende
verkavelingspatronen; stroken- (veen) tegenover blokverkaveling (droogmakerij). VOC-geld maakte
droogmalen Beemster en andere droogmakerijen mogelijk om aaneengroeien van verschillende
wateren. Beemster al in 1612; 43 molens waren hiervoor nodig.
p.754 20.1 Het natuurlijke landschap
Mariene landschap achter de gesloten kustbarrière. Hoek van Holland tot den Helder plus de
IJsselmeerpolders. Oude en jonge droogmakerijen en mariene landschappen.
Oude droogmakerijen zijn cultuurlandschap; drooggemalen polders en ingepolderde plassen of
meren. Maaiveld onder NAP, omgeven door hoger gelegen veengebieden, het ‘bovenland’.
Geologische vensters in laaggelegen veenlandschap, ontstaan door vervening of erosie.
In West-Friesland pas laat vervening, veel menselijke invloeden; cultuurlandschap.
Kop van Noord-Holland in Middeleeuwen bijna geheel weggeslagen; versterkte inklinking door
menselijk handelen maakte het gebied kwetsbaar. Ook ingepolderd landschap en dus
cultuurlandschap. Goed voorbeeld van een washover.
Jonge droogmakerijen (IJsselmeerpolders) op plaats van groot, door zee opgeruimd veengebied. Zo
ontstond de Zuiderzee, vanaf 1930 gedeeltelijk drooggemalen.
Kalkloos en kalkrijk zand, kalkloze en kalkrijke zware klei als moedermateriaal. Lokaal veen.
Hoogteverschillen tot enkele meters bepalen hydrologische situatie. Vrijwel overal kunstmatige
hydrologie. Deels onder NAP. Bodemvormende factor tijd van 2500 tot 100 jaar geleden.
Bodemvormende processen: rijping, ontkalking, vorming van humushoudende bovengrond,
homogenisatie en vergleying. Niet erg uitgesproken bodemontwikkeling, eerdgronden (veengrond
1
Landschappen van Nederland
H20 Het centrale zeekleilandschap Wigcher Verstraete
Geologie, bodem en landgebruik
A.G. Jongmans en anderen
Hoofdstuk 20: Het centrale zeekleilandschap
In centrale zeekleilandschap veel droogmakerijen; geologische vensters van oudere mariene
afzettingen. Veen is weggebaggerd of geërodeerd in meren. Kenmerkend zijn verschillende
verkavelingspatronen; stroken- (veen) tegenover blokverkaveling (droogmakerij). VOC-geld maakte
droogmalen Beemster en andere droogmakerijen mogelijk om aaneengroeien van verschillende
wateren. Beemster al in 1612; 43 molens waren hiervoor nodig.
p.754 20.1 Het natuurlijke landschap
Mariene landschap achter de gesloten kustbarrière. Hoek van Holland tot den Helder plus de
IJsselmeerpolders. Oude en jonge droogmakerijen en mariene landschappen.
Oude droogmakerijen zijn cultuurlandschap; drooggemalen polders en ingepolderde plassen of
meren. Maaiveld onder NAP, omgeven door hoger gelegen veengebieden, het ‘bovenland’.
Geologische vensters in laaggelegen veenlandschap, ontstaan door vervening of erosie.
In West-Friesland pas laat vervening, veel menselijke invloeden; cultuurlandschap.
Kop van Noord-Holland in Middeleeuwen bijna geheel weggeslagen; versterkte inklinking door
menselijk handelen maakte het gebied kwetsbaar. Ook ingepolderd landschap en dus
cultuurlandschap. Goed voorbeeld van een washover.
Jonge droogmakerijen (IJsselmeerpolders) op plaats van groot, door zee opgeruimd veengebied. Zo
ontstond de Zuiderzee, vanaf 1930 gedeeltelijk drooggemalen.
Kalkloos en kalkrijk zand, kalkloze en kalkrijke zware klei als moedermateriaal. Lokaal veen.
Hoogteverschillen tot enkele meters bepalen hydrologische situatie. Vrijwel overal kunstmatige
hydrologie. Deels onder NAP. Bodemvormende factor tijd van 2500 tot 100 jaar geleden.
Bodemvormende processen: rijping, ontkalking, vorming van humushoudende bovengrond,
homogenisatie en vergleying. Niet erg uitgesproken bodemontwikkeling, eerdgronden (veengrond
1
Landschappen van Nederland
H20 Het centrale zeekleilandschap Wigcher Verstraete