Landschappen van Nederland
Geologie, bodem en landgebruik
A.G. Jongmans en anderen
Hoofdstuk 16: Het hooggelegen veenlandschap
Vroeger uitgestrekte gebieden in het noorden, oosten en zuiden van het land. Slechts weinig van
over door turfwinning.
p.596 16.1 Het natuurlijke landschap
16.1.1 Inleiding – Natuurlijk landschap is dat landschap dat nog niet door de mens in cultuur is
gebracht. Hooggelegen veenlandschap is bijna helemaal afgegraven voor turf. Een paar geïsoleerde,
niet afgegraven gebieden in Drenthe, de Pel en Overijssel. Onderscheid tussen regio’s Noord- en
Zuid-Nederland vanwege verschil in tijdstip van vervenen en de wijze waarop dit gebeurde.
Rol spelende bodemvormende factoren bij ontwikkeling landschap en bodem in hooggelegen
veengebieden: het moedermateriaal (bijna 100% organisch materiaal), hydrologische dynamiek in de
venen en de mens.
16.1.2 Bodems in het natuurlijke landschap – geen tentamenstof
p.599 16.2 Het cultuurlandschap: Noord-Nederland
16.2.1 Incultuurname
De eerste bewoners – Eerste bewoners (Mesolithicum)
woonden op hoger gelegen zandgebieden aan de grens
met hoogveengebieden. Soms met lange
verbindingswegen tussen dorpen. Bewoning begon
nadat de boekweitbrandcultuur in gebruik raakte.
Boekweitbrandcultuur – Grootste gebied in
Boertangerveen, Groningen en Drenthe. Moerassige,
slecht toegankelijke streken. Vanaf 17de eeuw
boekweitcultuur. Boekweit stelt minder eisen aan de
grond dan graan. Tastte landschap sterk aan. Veenbrand werd toegepast; Eerst bovenste laag
ontwateren, na twee jaar bovenste toplaag van 30 cm aangestoken. Boekweit gezaaid in verkoolde
veen en as. Met het jonge veenmos verdween in korte tijd 2100 jaar veengeschiedenis; roofbouw. Na
zes jaar moest het tot 30 jaar braak liggen voor een nieuwe veenzode.
Door ontwatering zakte maaiveld en werd veen steviger. Hydrologie en begaanbaarheid sterk
beïnvloed. Eind 19de eeuw nam afbranden van veen af. In Nederland was bijna niets meer over, in
Duitsland werd het in 1932 verboden.
Bovenveencultuur – 18de eeuw, Duitsland; moderne bovenveencultuur; het uitvoeren van landbouw
zonder voorafgaande vervening. Grondwaterstand
mocht niet te laag worden. Bovenlaag veen niet
verbrand, maar fijngehakt en vermengd met kalk
(voor ontzuring) om voedingsstoffen vrij te laten
komen en biologische afbraak van veen wordt
bevorderd. In Nederland maar beperkt toegepast.
Men vestigde zich op een dekzandrug en gebruikte
laaggelegen landschap en hooggelegen
veenrandzone. Potstalbemesting op het veen zorgde
voor een antropogeen venig esdek. Potstal
1
Landschappen van Nederland
H16 Het hooggelegen veenlandschap Wigcher Verstraete
Geologie, bodem en landgebruik
A.G. Jongmans en anderen
Hoofdstuk 16: Het hooggelegen veenlandschap
Vroeger uitgestrekte gebieden in het noorden, oosten en zuiden van het land. Slechts weinig van
over door turfwinning.
p.596 16.1 Het natuurlijke landschap
16.1.1 Inleiding – Natuurlijk landschap is dat landschap dat nog niet door de mens in cultuur is
gebracht. Hooggelegen veenlandschap is bijna helemaal afgegraven voor turf. Een paar geïsoleerde,
niet afgegraven gebieden in Drenthe, de Pel en Overijssel. Onderscheid tussen regio’s Noord- en
Zuid-Nederland vanwege verschil in tijdstip van vervenen en de wijze waarop dit gebeurde.
Rol spelende bodemvormende factoren bij ontwikkeling landschap en bodem in hooggelegen
veengebieden: het moedermateriaal (bijna 100% organisch materiaal), hydrologische dynamiek in de
venen en de mens.
16.1.2 Bodems in het natuurlijke landschap – geen tentamenstof
p.599 16.2 Het cultuurlandschap: Noord-Nederland
16.2.1 Incultuurname
De eerste bewoners – Eerste bewoners (Mesolithicum)
woonden op hoger gelegen zandgebieden aan de grens
met hoogveengebieden. Soms met lange
verbindingswegen tussen dorpen. Bewoning begon
nadat de boekweitbrandcultuur in gebruik raakte.
Boekweitbrandcultuur – Grootste gebied in
Boertangerveen, Groningen en Drenthe. Moerassige,
slecht toegankelijke streken. Vanaf 17de eeuw
boekweitcultuur. Boekweit stelt minder eisen aan de
grond dan graan. Tastte landschap sterk aan. Veenbrand werd toegepast; Eerst bovenste laag
ontwateren, na twee jaar bovenste toplaag van 30 cm aangestoken. Boekweit gezaaid in verkoolde
veen en as. Met het jonge veenmos verdween in korte tijd 2100 jaar veengeschiedenis; roofbouw. Na
zes jaar moest het tot 30 jaar braak liggen voor een nieuwe veenzode.
Door ontwatering zakte maaiveld en werd veen steviger. Hydrologie en begaanbaarheid sterk
beïnvloed. Eind 19de eeuw nam afbranden van veen af. In Nederland was bijna niets meer over, in
Duitsland werd het in 1932 verboden.
Bovenveencultuur – 18de eeuw, Duitsland; moderne bovenveencultuur; het uitvoeren van landbouw
zonder voorafgaande vervening. Grondwaterstand
mocht niet te laag worden. Bovenlaag veen niet
verbrand, maar fijngehakt en vermengd met kalk
(voor ontzuring) om voedingsstoffen vrij te laten
komen en biologische afbraak van veen wordt
bevorderd. In Nederland maar beperkt toegepast.
Men vestigde zich op een dekzandrug en gebruikte
laaggelegen landschap en hooggelegen
veenrandzone. Potstalbemesting op het veen zorgde
voor een antropogeen venig esdek. Potstal
1
Landschappen van Nederland
H16 Het hooggelegen veenlandschap Wigcher Verstraete