1.1De tijd
Historische periodes
naam periode beginsgebeurtenis
prehistorie … - 3600v.c. voedselverzamelaars
oude nabije oosten 3600 v.C. - 800 v.C. uitvinding schrift
klassieke oudheid 800 v.C. - 476 eerste democratie
Middeleeuwen 476 - 1492 val West - Romeinse rijk
Nieuwe tijd 1492 - 1789 ontdekking Amerika
Nieuwste tijd 1789 - 1945 begin Franse revolutie
Eigen tijd 1945 - nu einde WO II
historische periodes in andere samenlevingen
China
1. prehistorie in China
2. Chinese oudheid
3. Chinees keizerrijk
4. Republiek China
5. Volksrepubliek China
Amerika
1. precolumbiaans Amerika
2. Spaanse expedities
3. koloniale tijd
4. strijd om onafhankelijkheid
5. groei jonge natie
6. burgeroorlog
7. opkomende wereldmacht
8. isolationisme
9. Tweede Wereldoorlog en Koude Oorlog
10. Vietnam en sociale onrust
11. supermacht
12. hedendaags Amerika
Ancien Régime
=politieke en maatschappelijke organisatie van het Franse koninkrijk vanaf de late
middeleeuwen tot aan de Franse Revolutie van 1789
kenmerken
- middeleeuwen en eigen tijd
- Frans koninkrijk geregeerd door absolute Franse vorsten
- standenmaatschappij
- landbouw
p. 1/84
,einde
- Franse revolutie
- verlichte ideeën
- liberalisme en nationalisme
- industrialisatie
Ancien régime en nieuwste tijd
gelijkenissen
- grote arme onderlaag (burgers, derde stand)
- kleine rijke bovenlaag (adel, clerus)
- geloof
- vorsten
- (minder) landbouw
verschillen
- industrialisatie (fabrieken)
- bevolkingsgroei (betere hygiëne, meer eten)
- politieke revoluties
- politieke stromingen
- meer onderwijs (nieuwe ideeën → politieke verandering)
Nieuwste en eigen tijd
gelijkenissen
- veel fabrieken
- nieuwe technologie
- individualisme
- democratisering
verschillen
- globalisering
- massacultuur door televisie en radio
- dekolonisatie
Overgang van samenlevingen
periode tijd kenmerk
jagers-verzamelaars prehistorie - groep, rondtrekken
landbouwsamenleving prehistorie - 1750 - platteland,
zelfvoorziening
industriële samenleving 1750 - 1974 - fabrieken
- kapitaal en arbeid,
- sociale klassen
- snelle groei
postindustriële 1974 - nu - dienstensector
samenleving - informatie en kennis
- netwerkmaatschappij
- globalisering
- automatisering
p. 2/84
, De ruimte
begrippen (KT)
centrum binnenstad, deel van stad met openbare voorzieningen
periferie randgebied of achterland, buiten het centrum
maritiem betrekking hebbend op de zee of de zeevaart
continentaal betrekking hebbend op het land
ruraal landelijk
stedelijk stedelijk
lokaal klein gebied: stad / gemeente
regionaal groter gebied: streek / provincie
nationaal landelijk gebied
Europees continentaal (Europa)
mondiaal op vlak van de wereld
De domeinen
maatschappelijke domeinen
politiek
- territoriaal
- bestuurlijk
- vorsten
economisch
- geld
- handel
- landbouw
sociaal
- rijk - arm
- bevolkingsgroepen
- standenmaatschappij
cultureel
- religieus
- wetenschappelijk
- kunst
- onderwijs
Westerse en niet-Westerse samenleving
Westerse Wereld: (west-) Europa, Noord-Amerika, Australië
- dominante cultuur
p. 3/84
, - verspreid door kolonisatie
- kenmerken
- Christendom
- ik-cultuur
- kapitalisme
- gelijkheid man-vrouw
- scheiding tussen kerk/geloof en staat
I
Begrippen
alliantie bondgenootschap tussen staten, partners o.w.v. voordeel voor
allen
(anti)klerikaal de geestelijke stand betreffend
beschaving menselijke ontwikkeling
censuur gebruiken van macht om info achter te houden en expressie
aan banden te leggen
cijns of tijns belasting op onroerend goed
coalitie verbond van groepen (partijen, landen)
conservatief behoudsgezind, op basis van traditie
corporatisme sociaal-politieke leer die teruggrijpt op de middeleeuwse
ambachten en dus per beroep de opbouw van verenigingen
beoogt waar zowel werkgevers als werknemers deel van
uitmaken
chauvinisme extreme, overdreven liefde voor het vaderland
→ volk, taal of regio worden overdreven opgehemeld
kolonisatie grootschalige volksverhuizing naar een vreemd land, sterke
banden onderhouden met het thuisland en privileges genieten
in het nieuwe land
democratie volksheerschappij, het volk heeft inspraak
demografie bevolkingsleer, wetenschap die het bevolkingsaantal
bestudeerd
dynastie opeenvolging van heersers van dezelfde familie
economische crisis bedrijven draaien slecht, werkloosheid, bestaansminimum
federalisering regionale bevoegdheden naar een federaal niveau brengen
genocide volkerenmoord
globalisering mondialisering, naar werelds vlak verheffen
grondwet rechtsstelsel met fundamentele rechten van een land
p. 4/84
,holocaust systematische Jodenvervolging en moord door de nazi’s
ideologie geheel van ideeën binnen een maatschappelijke groep
(politieke partij)
imperialisme macht willen uitbreiden naar andere delen van de wereld, het
streven naar wereldmacht
interbellum periode tussen de wereldoorlogen
kapitalisme economisch systeem met bedrijven in particulier bezit om
zoveel mogelijk winst te maken
klassenmaatschappij maatschappij waar je positie wordt bepaald door je sociaal-
economische positie
moderniteit periode van modernisme (nieuwste tijd)
monarchie regeringsvorm met macht bij 1 persoon, de monarch
mondialisering proces van uitwisseling die de economie wereldwijd integreert
natie gemeenschap van mensen die zich verbonden voelen
oppositie partijen tegen de uitvoerende macht (die niet in de regering
zitten)
politiek wijze waarop belangstellingen tot hun recht komen
progressief vooruitstrevend, vooruitgang willen maken
propaganda reclame om aanhangers te winnen
rechtsstaat staat waarin de grondslag in het recht wordt gelegd
pacifisme visie die duurzame vrede nastreeft en tegen oorlog en geweld
is
republiek staat waarin staatshoofd wordt verkozen
revanchistisch de behoefte wraak te nemen na een oorlog die verloren is,
nadat gebieden zijn veroverd door anderen, of na een politieke
nederlaag / gebieden die door oorlog verloren zijn, terug te
winnen
secularisatie verwereldlijking, ontkerkelijking
vakbond organisatie die belangen van werknemers verdedigd
verzorgingsstaat overheid zorg voor welvaart en welzijn van burgers
zelfbeschikking recht op eigen keuzes en zelfstandigheid
structuurbegrippen
aanleiding directe oorzaak
p. 5/84
, belang iets wat belangrijk is (voor een persoon)
breuk(lijn) verdeeldheid in de samenleving, tussen twee
groepen/periodes
conjunctuur verandering van het groeipercentage in de economie
doel wat je wilt bereiken
evenement gebeurtenis op het gebied van cultuur
evolutie geleidelijke ontwikkeling / omvorming
gevolg resultaat dat voortkomt uit iets anders
impact uitwerking, invloed, effect
implosie ineenklappen van holle ruimte door druk van buitenaf, knal
of
ineenstorten van een systeem doordat intern dingen fout gaan
vb. economische crisis 2008 is veroorzaakt door de
Amerikaanse kredietcrisis/huizencrisis.
invloed inwerking van iets op iets anders
mechanisme waarneembare fysieke verklaring voor een fenomeen
mentaliteit geestesgesteldheid, instelling
middel iets dat helpt om een doel te bereiken, een manier om iets te
doen
motief beweegreden, reden om iets te doen
oorzaak datgene dat iets teweeg brengt
proces aaneenschakeling van stappen waarbij activiteiten worden
uitgevoerd tot het realiseren van iets
revolutie snelle onomkeerbare verandering
samenhang context
strategie kunst van toekomstgerichte keuzes maken en deze met
succes uitvoeren
structuur manier waarop iets in elkaar zit
traditie datgene wat van generatie op generatie wordt overgedragen,
wat steeds herhaald wordt
verandering het anders maken, worden
verband wat het een met het ander te maken heeft
argumentatie reden die je ergens voor geeft, uitleg waarom je iets deed /
vindt
p. 6/84
Historische periodes
naam periode beginsgebeurtenis
prehistorie … - 3600v.c. voedselverzamelaars
oude nabije oosten 3600 v.C. - 800 v.C. uitvinding schrift
klassieke oudheid 800 v.C. - 476 eerste democratie
Middeleeuwen 476 - 1492 val West - Romeinse rijk
Nieuwe tijd 1492 - 1789 ontdekking Amerika
Nieuwste tijd 1789 - 1945 begin Franse revolutie
Eigen tijd 1945 - nu einde WO II
historische periodes in andere samenlevingen
China
1. prehistorie in China
2. Chinese oudheid
3. Chinees keizerrijk
4. Republiek China
5. Volksrepubliek China
Amerika
1. precolumbiaans Amerika
2. Spaanse expedities
3. koloniale tijd
4. strijd om onafhankelijkheid
5. groei jonge natie
6. burgeroorlog
7. opkomende wereldmacht
8. isolationisme
9. Tweede Wereldoorlog en Koude Oorlog
10. Vietnam en sociale onrust
11. supermacht
12. hedendaags Amerika
Ancien Régime
=politieke en maatschappelijke organisatie van het Franse koninkrijk vanaf de late
middeleeuwen tot aan de Franse Revolutie van 1789
kenmerken
- middeleeuwen en eigen tijd
- Frans koninkrijk geregeerd door absolute Franse vorsten
- standenmaatschappij
- landbouw
p. 1/84
,einde
- Franse revolutie
- verlichte ideeën
- liberalisme en nationalisme
- industrialisatie
Ancien régime en nieuwste tijd
gelijkenissen
- grote arme onderlaag (burgers, derde stand)
- kleine rijke bovenlaag (adel, clerus)
- geloof
- vorsten
- (minder) landbouw
verschillen
- industrialisatie (fabrieken)
- bevolkingsgroei (betere hygiëne, meer eten)
- politieke revoluties
- politieke stromingen
- meer onderwijs (nieuwe ideeën → politieke verandering)
Nieuwste en eigen tijd
gelijkenissen
- veel fabrieken
- nieuwe technologie
- individualisme
- democratisering
verschillen
- globalisering
- massacultuur door televisie en radio
- dekolonisatie
Overgang van samenlevingen
periode tijd kenmerk
jagers-verzamelaars prehistorie - groep, rondtrekken
landbouwsamenleving prehistorie - 1750 - platteland,
zelfvoorziening
industriële samenleving 1750 - 1974 - fabrieken
- kapitaal en arbeid,
- sociale klassen
- snelle groei
postindustriële 1974 - nu - dienstensector
samenleving - informatie en kennis
- netwerkmaatschappij
- globalisering
- automatisering
p. 2/84
, De ruimte
begrippen (KT)
centrum binnenstad, deel van stad met openbare voorzieningen
periferie randgebied of achterland, buiten het centrum
maritiem betrekking hebbend op de zee of de zeevaart
continentaal betrekking hebbend op het land
ruraal landelijk
stedelijk stedelijk
lokaal klein gebied: stad / gemeente
regionaal groter gebied: streek / provincie
nationaal landelijk gebied
Europees continentaal (Europa)
mondiaal op vlak van de wereld
De domeinen
maatschappelijke domeinen
politiek
- territoriaal
- bestuurlijk
- vorsten
economisch
- geld
- handel
- landbouw
sociaal
- rijk - arm
- bevolkingsgroepen
- standenmaatschappij
cultureel
- religieus
- wetenschappelijk
- kunst
- onderwijs
Westerse en niet-Westerse samenleving
Westerse Wereld: (west-) Europa, Noord-Amerika, Australië
- dominante cultuur
p. 3/84
, - verspreid door kolonisatie
- kenmerken
- Christendom
- ik-cultuur
- kapitalisme
- gelijkheid man-vrouw
- scheiding tussen kerk/geloof en staat
I
Begrippen
alliantie bondgenootschap tussen staten, partners o.w.v. voordeel voor
allen
(anti)klerikaal de geestelijke stand betreffend
beschaving menselijke ontwikkeling
censuur gebruiken van macht om info achter te houden en expressie
aan banden te leggen
cijns of tijns belasting op onroerend goed
coalitie verbond van groepen (partijen, landen)
conservatief behoudsgezind, op basis van traditie
corporatisme sociaal-politieke leer die teruggrijpt op de middeleeuwse
ambachten en dus per beroep de opbouw van verenigingen
beoogt waar zowel werkgevers als werknemers deel van
uitmaken
chauvinisme extreme, overdreven liefde voor het vaderland
→ volk, taal of regio worden overdreven opgehemeld
kolonisatie grootschalige volksverhuizing naar een vreemd land, sterke
banden onderhouden met het thuisland en privileges genieten
in het nieuwe land
democratie volksheerschappij, het volk heeft inspraak
demografie bevolkingsleer, wetenschap die het bevolkingsaantal
bestudeerd
dynastie opeenvolging van heersers van dezelfde familie
economische crisis bedrijven draaien slecht, werkloosheid, bestaansminimum
federalisering regionale bevoegdheden naar een federaal niveau brengen
genocide volkerenmoord
globalisering mondialisering, naar werelds vlak verheffen
grondwet rechtsstelsel met fundamentele rechten van een land
p. 4/84
,holocaust systematische Jodenvervolging en moord door de nazi’s
ideologie geheel van ideeën binnen een maatschappelijke groep
(politieke partij)
imperialisme macht willen uitbreiden naar andere delen van de wereld, het
streven naar wereldmacht
interbellum periode tussen de wereldoorlogen
kapitalisme economisch systeem met bedrijven in particulier bezit om
zoveel mogelijk winst te maken
klassenmaatschappij maatschappij waar je positie wordt bepaald door je sociaal-
economische positie
moderniteit periode van modernisme (nieuwste tijd)
monarchie regeringsvorm met macht bij 1 persoon, de monarch
mondialisering proces van uitwisseling die de economie wereldwijd integreert
natie gemeenschap van mensen die zich verbonden voelen
oppositie partijen tegen de uitvoerende macht (die niet in de regering
zitten)
politiek wijze waarop belangstellingen tot hun recht komen
progressief vooruitstrevend, vooruitgang willen maken
propaganda reclame om aanhangers te winnen
rechtsstaat staat waarin de grondslag in het recht wordt gelegd
pacifisme visie die duurzame vrede nastreeft en tegen oorlog en geweld
is
republiek staat waarin staatshoofd wordt verkozen
revanchistisch de behoefte wraak te nemen na een oorlog die verloren is,
nadat gebieden zijn veroverd door anderen, of na een politieke
nederlaag / gebieden die door oorlog verloren zijn, terug te
winnen
secularisatie verwereldlijking, ontkerkelijking
vakbond organisatie die belangen van werknemers verdedigd
verzorgingsstaat overheid zorg voor welvaart en welzijn van burgers
zelfbeschikking recht op eigen keuzes en zelfstandigheid
structuurbegrippen
aanleiding directe oorzaak
p. 5/84
, belang iets wat belangrijk is (voor een persoon)
breuk(lijn) verdeeldheid in de samenleving, tussen twee
groepen/periodes
conjunctuur verandering van het groeipercentage in de economie
doel wat je wilt bereiken
evenement gebeurtenis op het gebied van cultuur
evolutie geleidelijke ontwikkeling / omvorming
gevolg resultaat dat voortkomt uit iets anders
impact uitwerking, invloed, effect
implosie ineenklappen van holle ruimte door druk van buitenaf, knal
of
ineenstorten van een systeem doordat intern dingen fout gaan
vb. economische crisis 2008 is veroorzaakt door de
Amerikaanse kredietcrisis/huizencrisis.
invloed inwerking van iets op iets anders
mechanisme waarneembare fysieke verklaring voor een fenomeen
mentaliteit geestesgesteldheid, instelling
middel iets dat helpt om een doel te bereiken, een manier om iets te
doen
motief beweegreden, reden om iets te doen
oorzaak datgene dat iets teweeg brengt
proces aaneenschakeling van stappen waarbij activiteiten worden
uitgevoerd tot het realiseren van iets
revolutie snelle onomkeerbare verandering
samenhang context
strategie kunst van toekomstgerichte keuzes maken en deze met
succes uitvoeren
structuur manier waarop iets in elkaar zit
traditie datgene wat van generatie op generatie wordt overgedragen,
wat steeds herhaald wordt
verandering het anders maken, worden
verband wat het een met het ander te maken heeft
argumentatie reden die je ergens voor geeft, uitleg waarom je iets deed /
vindt
p. 6/84