Ontwikkelingspsychologie studiegroep lesweek 6: De Volwassenheid
1.
Volgens Piaget bereikt de mens met het formeel-operationele denken in de adolescentie de hoogste
vorm van het cognitief functioneren. Sommige auteurs vinden dat er in de volwassenheid kwalitatieve
ontwikkelingen in het denken plaatsvinden. In die zin spreekt men soms van welke vorm van denken?
A preformeel denken
B postformeel denken
C operationeel denken
D concreet denken
2.
Kenmerken van het postformele denken zijn realiteitsbetrokken, relativerend, persoonlijk en creatief.
Wat is een voorbeeld van relativerend denken?
A Goed naar jezelf kunnen kijken en inzien welke gevolgen jouw gedrag heeft.
B Verschillende opvattingen met elkaar te confronteren en komen tot een eigen
standpuntbepaling, in het volle besef dat het hún waarheid is, die lang niet voor iedereen
geldt.
C De werkelijkheid op een orginele manier benaderen.
D Een eigen stijl van denken hebben.
3. Wat is het legenestsyndroom?
A Ongewenst kinderloze stellen ervaren een gevoel dat hun leven incompleet is zonder kinderen.
B Ouders (voornamelijk vrouwen) die het gevoel hebben functieloos en overbodig te zijn
nadat de kinderen het huis hebben verlaten.
C Kinderloze stellen die andere zingeving geven aan hun leven: schilderen, wandelen, kookclub, etc.
D Grootouders die hun leven invullen door op hun kleinkinderen te passen.
4.
De Progressive Matrices test van Raven test de algemene vaardigheid om problemen aan te pakken,
door elementen waaruit ze bestaan nauwkeurig te analyseren en logische bewerkingen op uit te
voeren. Hoe heet deze vorm van intelligentie?
A gekristalliseerde
B vloeibare
C praktische
1.
Volgens Piaget bereikt de mens met het formeel-operationele denken in de adolescentie de hoogste
vorm van het cognitief functioneren. Sommige auteurs vinden dat er in de volwassenheid kwalitatieve
ontwikkelingen in het denken plaatsvinden. In die zin spreekt men soms van welke vorm van denken?
A preformeel denken
B postformeel denken
C operationeel denken
D concreet denken
2.
Kenmerken van het postformele denken zijn realiteitsbetrokken, relativerend, persoonlijk en creatief.
Wat is een voorbeeld van relativerend denken?
A Goed naar jezelf kunnen kijken en inzien welke gevolgen jouw gedrag heeft.
B Verschillende opvattingen met elkaar te confronteren en komen tot een eigen
standpuntbepaling, in het volle besef dat het hún waarheid is, die lang niet voor iedereen
geldt.
C De werkelijkheid op een orginele manier benaderen.
D Een eigen stijl van denken hebben.
3. Wat is het legenestsyndroom?
A Ongewenst kinderloze stellen ervaren een gevoel dat hun leven incompleet is zonder kinderen.
B Ouders (voornamelijk vrouwen) die het gevoel hebben functieloos en overbodig te zijn
nadat de kinderen het huis hebben verlaten.
C Kinderloze stellen die andere zingeving geven aan hun leven: schilderen, wandelen, kookclub, etc.
D Grootouders die hun leven invullen door op hun kleinkinderen te passen.
4.
De Progressive Matrices test van Raven test de algemene vaardigheid om problemen aan te pakken,
door elementen waaruit ze bestaan nauwkeurig te analyseren en logische bewerkingen op uit te
voeren. Hoe heet deze vorm van intelligentie?
A gekristalliseerde
B vloeibare
C praktische