PRINCIPLES OF HUMAN
PHYSIOLOGY (HAP10806)
COLLEGE 2 & 3 ZENUWSTELSEL: PRIKKELGELEIDING EN
NEUROTRANSMISSIE
Neuron (zenuwcel)
- Dendriet – axon – axon terminal
MEMBRAANPOTENTIAAL
Concentratie verschil & permeabiliteitsverschil
Depolarisatie (Door instroom van Na+) –-> hyperpolarisatie
Ion kanaaltjes regelen permeabiliteit en concentratie
ELEKTRISCHE SIGNALEN
1. Graded potential: membraanpotentiaal verandering uitgespreid over cel (signaal dooft uit)
2. Actiepotentiaal: stimulus bereikt drempelwaarde → stimulus wordt doorgegeven (alles of
niets) (refractaire periode)
NEUROTRANSMITTERS
- Acetylcholine: meest voorkomende transmitter in
lichaam
- Neuropeptides: e.g. NPY, oxytocine
Veel verschillende neuropeptiden met diverse
functies: regulatie voedselinname, gedrag,
stress
- Aminozuur transmitters: Glutamaat en GABA
Glutamaat is meest voorkomend in CZS,
excitatoir
GABA is inhibitoir (Cl- ionkanaal)
- Biogene amines: catecholamines
Afgeleid van tyrosine. Dopamine, serotonine,
norepinephrine (noradrenaline), epinephrine
(adrenaline)
COLLEGE 8 EN 9 ENDOCRINOLOGIE
HORMONEN
- Deel homeostase
- Centraal zenuwstelsel → perifeer zenuwstelsel
- Supra fysiologisch: extra hormonen (sportprestaties (doping))
- Hormao: in beweging zetten
Criteria:
1. Afgegeven door cellen
2. Afgifte aan bloed
3. Vervoer naar doel
, 4. Werkzaam in lage concentraties (millimolair)
- Adrenaline
- Endocriene klier: secretie
- Transport distale locatie (via bloedbaan)
- Binding receptor → respons
TYPES HORMONEN
- Eiwithormonen (bestaande uit een eiwit of polypeptide bijvoorbeeld insuline)
- Steroïden (gemaakt uit cholesterol – bijvoorbeeld testosteron)
- Amines (gemaakt uit aminozuren – bijvoorbeeld adrenaline en schildklierhormoon)
SYNTHESE HORMONEN
Synthese eiwithormonen
- mRNA in ribosomen
- Golgi complex (prohormoon)
- Eiwithormoon opgeslagen in vesikel
- Indien nodig: vesikel versmelt met extracellulaire ruimte → bloedbaan
Synthese steroïd hormonen
- Ontstaan uit elkaar dmv enzymen
- Evenwichtsstandaard
Synthese aminerge hormonen
- Tyrosine als voorloper
- Catecholamines: dopamine, norepinephrine, epinephrine
- Thyroid hormonen: thyroxine, triiodothyronine
INDELING HORMONEN
- Polair: pool: positieve en negatieve kant (water: H2O), water-oplosbaar → niet celmembraan
passeren
o Eiwithormonen, catecholamines (dopamine, adrenaline, noradrenaline)
- Apolair: water-onoplosbaar, lipofiel → wel celmembraan passerne
o Steroïden, schildklierhormonen
SECRETIE EN TRANSPORT
- Hydrofiel transport: vesikel met lipidelaag: polaire hormonen: kunnen niet over membraan
- Hydrofoob transport: transporteiwit: apolaire hormonen (niet goed oplosbaar in bloed):
beschermt tegen afbraak, kan niet aan receptor binden
- Vrije hormonen (<1%)
RECEPTOR SPECIFICITEIT
- Receptor op of in cel
- Receptor in cel: apolair hormoon (vet oplosbaar, NIET wateroplosbaar)
, BEPALING EFFECT HORMONEN
- Hoeveelheid receptoren
- Hoeveelheid hormoon
- Affiniteit hormonen: hoe makkelijk bindt ligand aan receptor (vooral effect op lage dosering)
- Receptor- up/down- regulatie: bescherming tegen over-stimulatie/ bescherming onder-
stimulatie
HORMOON-RECEPTOR INTERACTIE
Polair:
- Extracellulaire receptor
- Activatie van intracellulaire second-messenger systemen
- Snelste effect
Apolair:
- Diffusie in cel
- Binding met intracellulaire receptor
- Stimulatie genexpressie en eiwitsynthese
AFBRAAK HORMONEN
- In bloed: door lever en nieren
- Enzymatische afbraak eiwithormonen gebonden aan receptor
- Endocytose receptor-hormoon complex, receptor recycled
- Halfwaardetijd
- Binding steroïd hormonen aan plasma eiwitten beschermt tegen afbraak
o Halfwaardetijd cortisol: 60-90 min.
o Halfwaardetijd adrenaline: 2 min.
HORMOON INTERACTIES
- Additief: effecten van twee hormonen tellen op (1+1=2)
- Synergistisch: effecten van twee hormonen versterken elkaar (1+1=3)
- Antagonisme: tegenovergestelde effecten van twee hormonen: glucagon & insuline
- Permissief: hormoon A maakt werking hormoon B mogelijk: steroïd hormoon → epinephrine
COMMUNICATIE SYSTEMEN
- Efferente wegen: hormonaal & neuraal
- Combinatie: neuro-endocriene respons
ENDOCRIENE SYSTEEM/ HERSENEN EN HORMOONAFGIFTE
- Hersenen
- Pijnappelklier (epifyse): melatonine productie
- Efferent systeem: informatie CNS → PNS
- Hypothalamus-hypofyse systeem: testosteron, cortisol
PHYSIOLOGY (HAP10806)
COLLEGE 2 & 3 ZENUWSTELSEL: PRIKKELGELEIDING EN
NEUROTRANSMISSIE
Neuron (zenuwcel)
- Dendriet – axon – axon terminal
MEMBRAANPOTENTIAAL
Concentratie verschil & permeabiliteitsverschil
Depolarisatie (Door instroom van Na+) –-> hyperpolarisatie
Ion kanaaltjes regelen permeabiliteit en concentratie
ELEKTRISCHE SIGNALEN
1. Graded potential: membraanpotentiaal verandering uitgespreid over cel (signaal dooft uit)
2. Actiepotentiaal: stimulus bereikt drempelwaarde → stimulus wordt doorgegeven (alles of
niets) (refractaire periode)
NEUROTRANSMITTERS
- Acetylcholine: meest voorkomende transmitter in
lichaam
- Neuropeptides: e.g. NPY, oxytocine
Veel verschillende neuropeptiden met diverse
functies: regulatie voedselinname, gedrag,
stress
- Aminozuur transmitters: Glutamaat en GABA
Glutamaat is meest voorkomend in CZS,
excitatoir
GABA is inhibitoir (Cl- ionkanaal)
- Biogene amines: catecholamines
Afgeleid van tyrosine. Dopamine, serotonine,
norepinephrine (noradrenaline), epinephrine
(adrenaline)
COLLEGE 8 EN 9 ENDOCRINOLOGIE
HORMONEN
- Deel homeostase
- Centraal zenuwstelsel → perifeer zenuwstelsel
- Supra fysiologisch: extra hormonen (sportprestaties (doping))
- Hormao: in beweging zetten
Criteria:
1. Afgegeven door cellen
2. Afgifte aan bloed
3. Vervoer naar doel
, 4. Werkzaam in lage concentraties (millimolair)
- Adrenaline
- Endocriene klier: secretie
- Transport distale locatie (via bloedbaan)
- Binding receptor → respons
TYPES HORMONEN
- Eiwithormonen (bestaande uit een eiwit of polypeptide bijvoorbeeld insuline)
- Steroïden (gemaakt uit cholesterol – bijvoorbeeld testosteron)
- Amines (gemaakt uit aminozuren – bijvoorbeeld adrenaline en schildklierhormoon)
SYNTHESE HORMONEN
Synthese eiwithormonen
- mRNA in ribosomen
- Golgi complex (prohormoon)
- Eiwithormoon opgeslagen in vesikel
- Indien nodig: vesikel versmelt met extracellulaire ruimte → bloedbaan
Synthese steroïd hormonen
- Ontstaan uit elkaar dmv enzymen
- Evenwichtsstandaard
Synthese aminerge hormonen
- Tyrosine als voorloper
- Catecholamines: dopamine, norepinephrine, epinephrine
- Thyroid hormonen: thyroxine, triiodothyronine
INDELING HORMONEN
- Polair: pool: positieve en negatieve kant (water: H2O), water-oplosbaar → niet celmembraan
passeren
o Eiwithormonen, catecholamines (dopamine, adrenaline, noradrenaline)
- Apolair: water-onoplosbaar, lipofiel → wel celmembraan passerne
o Steroïden, schildklierhormonen
SECRETIE EN TRANSPORT
- Hydrofiel transport: vesikel met lipidelaag: polaire hormonen: kunnen niet over membraan
- Hydrofoob transport: transporteiwit: apolaire hormonen (niet goed oplosbaar in bloed):
beschermt tegen afbraak, kan niet aan receptor binden
- Vrije hormonen (<1%)
RECEPTOR SPECIFICITEIT
- Receptor op of in cel
- Receptor in cel: apolair hormoon (vet oplosbaar, NIET wateroplosbaar)
, BEPALING EFFECT HORMONEN
- Hoeveelheid receptoren
- Hoeveelheid hormoon
- Affiniteit hormonen: hoe makkelijk bindt ligand aan receptor (vooral effect op lage dosering)
- Receptor- up/down- regulatie: bescherming tegen over-stimulatie/ bescherming onder-
stimulatie
HORMOON-RECEPTOR INTERACTIE
Polair:
- Extracellulaire receptor
- Activatie van intracellulaire second-messenger systemen
- Snelste effect
Apolair:
- Diffusie in cel
- Binding met intracellulaire receptor
- Stimulatie genexpressie en eiwitsynthese
AFBRAAK HORMONEN
- In bloed: door lever en nieren
- Enzymatische afbraak eiwithormonen gebonden aan receptor
- Endocytose receptor-hormoon complex, receptor recycled
- Halfwaardetijd
- Binding steroïd hormonen aan plasma eiwitten beschermt tegen afbraak
o Halfwaardetijd cortisol: 60-90 min.
o Halfwaardetijd adrenaline: 2 min.
HORMOON INTERACTIES
- Additief: effecten van twee hormonen tellen op (1+1=2)
- Synergistisch: effecten van twee hormonen versterken elkaar (1+1=3)
- Antagonisme: tegenovergestelde effecten van twee hormonen: glucagon & insuline
- Permissief: hormoon A maakt werking hormoon B mogelijk: steroïd hormoon → epinephrine
COMMUNICATIE SYSTEMEN
- Efferente wegen: hormonaal & neuraal
- Combinatie: neuro-endocriene respons
ENDOCRIENE SYSTEEM/ HERSENEN EN HORMOONAFGIFTE
- Hersenen
- Pijnappelklier (epifyse): melatonine productie
- Efferent systeem: informatie CNS → PNS
- Hypothalamus-hypofyse systeem: testosteron, cortisol