Casus 1
Piet Vroonhoven, geboren op 1 januari 1980, treedt na afloop van zijn
opleiding voor 40 uur in de week voor onbepaalde tijd in dienst als
timmerman bij bouwonderneming Hofmans op 1 januari 2012. Zijn loon
was laatstelijk € 3000 per maand (17,25 per uur). Piet valt op 1 januari
2014 uit vanwege een gruwelijke rugpijn. Hij kan alleen nog maar staan
of liggen, maar niet zitten, lopen of buigen. Naar al snel blijkt, is er een
wervel blijvend versleten.
Vraag 1.
Tot wie moet Piet zich gedurende de eerste twee jaren van zijn
arbeidsongeschiktheid wenden om in zijn inkomen te voorzien? Geef aan
welke regeling(en) van toepassing is (zijn) en hoe hoog de aanspraken
zijn die Piet daaraan kan ontlenen.
Voor de eerste twee jaar moet Piet zich wenden tot zijn werkgever op grond van
artikel 7:629 lid 1 BW. Hij heeft een arbeidsovereenkomst. Op grond van dit
artikel heeft Piet gedurende 104 weken van zijn ziekte recht op 70% van zijn
laatstverdiende loon. De eerste 52 recht op minimumloon. 70% van zijn
laatstverdiende loon is 2100 euro.
Er waren te veel mensen met een WAO toen is besloten om 1 jaar doorbetaling
te verhogen naar 2 jaar. WAO is nu de WIA. Het is een prikkel voor werkgevers
om zieke werknemers weer aan het werk te krijgen.
70% is het minimum, maar je moet wel rekening houden met maximum dagloon
en dat is 53.000 per jaar.
Hij heeft wel recht op ziekengeld artikel 19 ZW maar het komt niet tot uitbetaling
vanwege de loondoorbetalingsplicht, zie artikel 29 lid 1 onderdeel a ZW.
Je kan je soms ook wel afvragen of iemand ziek is. Hier hoef je je dat niet af te
vragen, het is vrij duidelijk.
In een advies van de Arbodienst van 15 februari 2014 wordt aangegeven
dat hij na 6 weken lichamelijk gezien weer in staat zal zijn om aan de
slag te gaan met eenvoudig kantoorwerk voor 40 uur in de week. De
verdiensten van dat werk zijn € 1800 per maand (10,34 per uur).
Hofmans stelt ter invulling van het advies van de Arbodienst voor dat hij
urenbriefjes gaat invoeren van de werknemers van Hofmans. Piet schrikt
van dit voorstel. Hij is zijn leven lang bouwvakker geweest in de vrije
buitenlucht, en is er psychologisch nog niet aan toe om te accepteren
dat hij vanaf nu binnen zou moeten werken in een kantoor. Piet doet een
tegenvoorstel, waarin hij stelt dat hij de voorkeur heeft voor revalideren
tot hij zijn oude werk als timmerman weer kan verrichten. Hij wil de
versleten wervel laten vervangen door een kunstwervel, en tijdens zijn
Piet Vroonhoven, geboren op 1 januari 1980, treedt na afloop van zijn
opleiding voor 40 uur in de week voor onbepaalde tijd in dienst als
timmerman bij bouwonderneming Hofmans op 1 januari 2012. Zijn loon
was laatstelijk € 3000 per maand (17,25 per uur). Piet valt op 1 januari
2014 uit vanwege een gruwelijke rugpijn. Hij kan alleen nog maar staan
of liggen, maar niet zitten, lopen of buigen. Naar al snel blijkt, is er een
wervel blijvend versleten.
Vraag 1.
Tot wie moet Piet zich gedurende de eerste twee jaren van zijn
arbeidsongeschiktheid wenden om in zijn inkomen te voorzien? Geef aan
welke regeling(en) van toepassing is (zijn) en hoe hoog de aanspraken
zijn die Piet daaraan kan ontlenen.
Voor de eerste twee jaar moet Piet zich wenden tot zijn werkgever op grond van
artikel 7:629 lid 1 BW. Hij heeft een arbeidsovereenkomst. Op grond van dit
artikel heeft Piet gedurende 104 weken van zijn ziekte recht op 70% van zijn
laatstverdiende loon. De eerste 52 recht op minimumloon. 70% van zijn
laatstverdiende loon is 2100 euro.
Er waren te veel mensen met een WAO toen is besloten om 1 jaar doorbetaling
te verhogen naar 2 jaar. WAO is nu de WIA. Het is een prikkel voor werkgevers
om zieke werknemers weer aan het werk te krijgen.
70% is het minimum, maar je moet wel rekening houden met maximum dagloon
en dat is 53.000 per jaar.
Hij heeft wel recht op ziekengeld artikel 19 ZW maar het komt niet tot uitbetaling
vanwege de loondoorbetalingsplicht, zie artikel 29 lid 1 onderdeel a ZW.
Je kan je soms ook wel afvragen of iemand ziek is. Hier hoef je je dat niet af te
vragen, het is vrij duidelijk.
In een advies van de Arbodienst van 15 februari 2014 wordt aangegeven
dat hij na 6 weken lichamelijk gezien weer in staat zal zijn om aan de
slag te gaan met eenvoudig kantoorwerk voor 40 uur in de week. De
verdiensten van dat werk zijn € 1800 per maand (10,34 per uur).
Hofmans stelt ter invulling van het advies van de Arbodienst voor dat hij
urenbriefjes gaat invoeren van de werknemers van Hofmans. Piet schrikt
van dit voorstel. Hij is zijn leven lang bouwvakker geweest in de vrije
buitenlucht, en is er psychologisch nog niet aan toe om te accepteren
dat hij vanaf nu binnen zou moeten werken in een kantoor. Piet doet een
tegenvoorstel, waarin hij stelt dat hij de voorkeur heeft voor revalideren
tot hij zijn oude werk als timmerman weer kan verrichten. Hij wil de
versleten wervel laten vervangen door een kunstwervel, en tijdens zijn
