§ 1: Licht en beeld
Licht
Om iets te zien heb je licht nodig. Er zijn 2 soorten verlichting :
Primair licht komt direct van een lichtbron op een voorwerp.
Secundair licht is afkomstig van een voorwerp wat licht reflecteert
3 belangrijke eigenschappen van licht:
1. licht beweegt in een rechte lijn en gaat met een snelheid van 300 000 km/s;
2. licht kan verschillende kleuren hebben;
3. als een lichtstraal van A naar B gaat, kan er ook een lichtstraal van B naar A gaan (de
stralengang is omkeerbaar).
Weg van de lichtwaarneming:
bron
ontvanger
géén tussenstof/medium (zoals wel bij geluid)
Wanneer licht op een voorwerp komt kunnen er drie dingen gebeuren:
1. het voorwerp kan het licht absorberen en omzetten in warmte. Vooral zwarte voorwerpen doen
dit goed.
2. het voorwerp kan het licht doorlaten, dit gebeurt bij doorzichtige voorwerpen zoals glas.
3. het voorwerp kan het licht weerkaatsen. Dit kan op twee manieren:
diffuus teruggekaatst, het gaat dan alle kanten op (ruwe oppervlakken).
spiegelend teruggekaatst, het gaat dan één kant op. (gladde oppervlakken)
, Wanneer licht ergens op komt gebeuren er vaak verschillende dingen tegelijkertijd. Bijvoorbeeld als
het op huid valt:
1. het licht wordt gedeeltelijk geabsorbeerd, sommige kleuren wel andere niet. Hierdoor krijgt de huid
kleur.
2. het licht wordt gedeeltelijk diffuus weerkaatst, waardoor je de huid van alle kanten kan zien.
3. het licht wordt gedeeltelijk spiegelend weerkaatst, hierdoor zie je spitslichtjes (glinsteringen)
.
Beeldvorming bij een spiegel
Wanneer je een voorwerp voor een spiegel zet, ontstaat er achter de spiegel een spiegelbeeld.
Je kunt op 2 manieren een beeld bij een spiegel construeren:
1. Je kunt construeren met spiegelbeelden
2. Je kunt construeren met de spiegelwet
Stappen construeren:
1. (spiegelbeeld construeren) teken op gelijke afstand achter de spiegel het voorwerp (bepaal de
afstand tot de spiegel wel loodrecht op de spiegel)
2. Teken een lijn van het oog naar het spiegelbeeld (bepaald punt op spiegelbeeld)
3. Teken een lijn vanaf hetzelfde punt van het voorwerp, naar waar de eerdere lijn de spiegel
snijdt (weerkaatsende straal)
Je spreekt van een beeld als er van ieder punt van een voorwerp, 1 punt op het beeld is.