Medische kennis
Week 1
Wat is medische kennis?
Anatomie = hoe zit het in elkaar?
Fysiologie = hoe werkt het?
Pathologie (ziekteleer) = hoe/waar gaat het mis?
Farmacologie (geneesmiddelenleer) = wat doen medicijnen?
Anatomie:
- Anatemnein (Grieks) = ‘ontleden’ (dissectie)
- Ontleding leidt tot een preparaat
- Preparaat wordt geconserveerd
- Systematiek van ontleding:
- Topografisch (regionaal)
- Functioneel (systematisch)
Anatomische vlakken:
- Sagittaal = deelt het lichaam op in een linker en een rechterdeel
- Mediane vlak is in het midden van het lichaam.
- Mediaal, dicht bij de middenlijn en lateraal, verder van het midden.
- Coronaal = de verdeling van voor en achter
- Ventraal, voorkant
- Dorsaal, achterkant
- Transversaal = de verdeling in boven en onder
- Caudaal, richting de voeten
- Craniaal, richting de schedel
Macroscopische anatomie = met het blote oog naar het preparaat kijken
Microscopische anatomie = onder de microscoop naar het preparaat kijken.
Histologie = de weefselleer, hoe alle cellen ten opzichte van elkaar in een weefsel liggen.
Cytologie = de celleer, een afzonderlijke cel
Fysiologie:
- Fysiologische fysica = biofysica
- Voorbeeld: een appel klein kauwen en vervolgens slikken, dit zijn fysische processen
- Fysiologische chemie = biochemie
- Voorbeeld: Het afbreken van de appel om hier vervolgens suiker uit te halen.
Homeostase = het constant houden van het interne milieu. Hierdoor kan het lichaam zo goed
mogelijk functioneren.
Temperatuur
Zuurgraad
Zuurstof
Etc.
Pathologie en farmacologie komt in periode 2
Positionele vaktermen:
,Distaal = verder van het midden af
Proximaal = naar het midden toe
Dexter = rechts
Sinister = links
Mediaal = richting het midden
Lateraal = richting de zijkant
Ventraal/anterior= richting de voorkant
Dorsaal/posterior = richting de achterkant
Craniaal/superior = richting de schedel
Caudaal/inferior = richting de voeten
Lichaams vaktermen:
Cefaal = hoofd
Frontaal = voorhoofd
Orbitaal = oogholte
Nasaal = neusholte
Oraal = mondholte
Cervicaal = nek
Axillair = oksel
Thoracaal = borstkas
Sternaal = borstbeen
Mamaal = borst
Brachiaal = arm
Carpaal = pols
Digitaal = vingers
Abdominaal = buik
Umbilicaal = navel
Inguinaal = lies
Pubisch = genitaal
Femoraal = bovenbeen
Paterllair = knieschijf
Curaal = onderbeen
Tarsaal = enkel
Pedaal = voet
Digitaal = teen
Hallux = grote teen
Occipitaal = achterhoofd
Vertebraal = wervelkolom
Lumbaal = onderrug
Gluteaal = billen
Saccraal = heiligbeen
Perineaal = tussen anus en genitaliën
Popliteaal = knieholte
Calcaneaal = hiel
Plantair = voetzool
De 9 regio’s buik:
Regio epigastrica
Regio umbilicalis
Regio hypogastrica
Regio hypochondriaca rechts
Regio hypochondriaca links
, Regio abdominalis lateralis rechts
Regio abdominalis lateralis links
Fossa iliaca rechts
Fossa iliaca links
Organisatieniveaus in het lichaam
Atoom
Molecuul
Macromolecuul
Organel
Cel
Weefsel
Orgaan
Orgaansysteem
Organisme
Wat is gezondheid en ziekte?
Gezondheid = het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke,
emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
Handhaven gezondheid
Draagkracht en draaglast model:
- Draagkracht, is wat je aan kunt
- Draaglast, is wat je dagelijks voor je kiezen krijgt.
Dit model moet in balans zijn
Decompensatie = de draagkracht – draaglast model is uit balans
Draagkracht wordt bepaald door onder andere:
Aanleg (constitutie)
Conditie
Psychische en sociale factoren
Draaglast:
Kan van binnenuit komen (endogeen), bijv. genetische kwetsbaarheid voor een bepaalde ziekte
Erfelijk
Congenitaal (wat er tijdens de ontwikkeling in de baarmoeder is gebeurt)
Kan ook van buitenaf komen (exogeen), bijv. straling
Fysisch (mechanisch, straling, thermisch)
Chemisch
Microbiologisch, immunologisch
Voeding
Week 1
Wat is medische kennis?
Anatomie = hoe zit het in elkaar?
Fysiologie = hoe werkt het?
Pathologie (ziekteleer) = hoe/waar gaat het mis?
Farmacologie (geneesmiddelenleer) = wat doen medicijnen?
Anatomie:
- Anatemnein (Grieks) = ‘ontleden’ (dissectie)
- Ontleding leidt tot een preparaat
- Preparaat wordt geconserveerd
- Systematiek van ontleding:
- Topografisch (regionaal)
- Functioneel (systematisch)
Anatomische vlakken:
- Sagittaal = deelt het lichaam op in een linker en een rechterdeel
- Mediane vlak is in het midden van het lichaam.
- Mediaal, dicht bij de middenlijn en lateraal, verder van het midden.
- Coronaal = de verdeling van voor en achter
- Ventraal, voorkant
- Dorsaal, achterkant
- Transversaal = de verdeling in boven en onder
- Caudaal, richting de voeten
- Craniaal, richting de schedel
Macroscopische anatomie = met het blote oog naar het preparaat kijken
Microscopische anatomie = onder de microscoop naar het preparaat kijken.
Histologie = de weefselleer, hoe alle cellen ten opzichte van elkaar in een weefsel liggen.
Cytologie = de celleer, een afzonderlijke cel
Fysiologie:
- Fysiologische fysica = biofysica
- Voorbeeld: een appel klein kauwen en vervolgens slikken, dit zijn fysische processen
- Fysiologische chemie = biochemie
- Voorbeeld: Het afbreken van de appel om hier vervolgens suiker uit te halen.
Homeostase = het constant houden van het interne milieu. Hierdoor kan het lichaam zo goed
mogelijk functioneren.
Temperatuur
Zuurgraad
Zuurstof
Etc.
Pathologie en farmacologie komt in periode 2
Positionele vaktermen:
,Distaal = verder van het midden af
Proximaal = naar het midden toe
Dexter = rechts
Sinister = links
Mediaal = richting het midden
Lateraal = richting de zijkant
Ventraal/anterior= richting de voorkant
Dorsaal/posterior = richting de achterkant
Craniaal/superior = richting de schedel
Caudaal/inferior = richting de voeten
Lichaams vaktermen:
Cefaal = hoofd
Frontaal = voorhoofd
Orbitaal = oogholte
Nasaal = neusholte
Oraal = mondholte
Cervicaal = nek
Axillair = oksel
Thoracaal = borstkas
Sternaal = borstbeen
Mamaal = borst
Brachiaal = arm
Carpaal = pols
Digitaal = vingers
Abdominaal = buik
Umbilicaal = navel
Inguinaal = lies
Pubisch = genitaal
Femoraal = bovenbeen
Paterllair = knieschijf
Curaal = onderbeen
Tarsaal = enkel
Pedaal = voet
Digitaal = teen
Hallux = grote teen
Occipitaal = achterhoofd
Vertebraal = wervelkolom
Lumbaal = onderrug
Gluteaal = billen
Saccraal = heiligbeen
Perineaal = tussen anus en genitaliën
Popliteaal = knieholte
Calcaneaal = hiel
Plantair = voetzool
De 9 regio’s buik:
Regio epigastrica
Regio umbilicalis
Regio hypogastrica
Regio hypochondriaca rechts
Regio hypochondriaca links
, Regio abdominalis lateralis rechts
Regio abdominalis lateralis links
Fossa iliaca rechts
Fossa iliaca links
Organisatieniveaus in het lichaam
Atoom
Molecuul
Macromolecuul
Organel
Cel
Weefsel
Orgaan
Orgaansysteem
Organisme
Wat is gezondheid en ziekte?
Gezondheid = het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke,
emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
Handhaven gezondheid
Draagkracht en draaglast model:
- Draagkracht, is wat je aan kunt
- Draaglast, is wat je dagelijks voor je kiezen krijgt.
Dit model moet in balans zijn
Decompensatie = de draagkracht – draaglast model is uit balans
Draagkracht wordt bepaald door onder andere:
Aanleg (constitutie)
Conditie
Psychische en sociale factoren
Draaglast:
Kan van binnenuit komen (endogeen), bijv. genetische kwetsbaarheid voor een bepaalde ziekte
Erfelijk
Congenitaal (wat er tijdens de ontwikkeling in de baarmoeder is gebeurt)
Kan ook van buitenaf komen (exogeen), bijv. straling
Fysisch (mechanisch, straling, thermisch)
Chemisch
Microbiologisch, immunologisch
Voeding