Natuur en techniek
Tentamen;
- Didactiek: Alle hoofdstukken die op de lijst staan
- Webfilmpjes, quiz
- Begrippenlijst biologie
- 90 minuten-> 40 vragen
28 september: demo-proefles
- Stel vragen aan de klas
- Is het interactief
- Wordt er uitleg gegeven
- 5 minuten demonstreren
Natuurkunde Les 1
Drijven en zinken
De dichtheid van een ijsklontje is kleiner dan de dichtheid van water. Hierdoor drijft het ijsklontje in
een glas water.
Het drijfvermogen in water is groter, wanneer er zout water aanwezig is en als de dichtheid van het
water groter is dat de dichtheid van het object.
De dichtheid bereken je door de massa te delen door het volume. De eenheid van dichtheid is:
g/m^3 of kg/dm^3 of kg/l.
Dichtheid wordt ook wel soortelijk gewicht genoemd.
Dichtheid heeft te maken met de massa van afzonderlijke moleculen maar ook met hoe dicht
moleculen opeen zijn gepakt zitten.
Dichtheid is een grootheid die uitdrukt hoeveel massa van dat materiaal aanwezig is in een bepaald
volume.
Alles lager dan 1 drijft op water, en alles boven de 1 zinkt in water.
Natuurkunde Les 2
Materie en scheikunde
Materiaal = stoffen waarvan een voorwerp is
gemaakt.
, Een stof kun je herkennen aan zijn stofeigenschappen
- Kleur
- Geur
- Smaak
- Brandbaarheid
- Elektriciteit geleiden
- Magnetismp;e
- Warmtegeleiding
- Drijven/zinken
Stoffen die onder een materiaalgroep horen:
Baksteen hoort bij keramiek
Katoen hoort bij textiel
PET hoort bij plastic
Zink hoort bij metaal
Marmer hoort bij keramiek
Molecuul = kleinste deeltje van een stof dat nog de eigenschappen van die stof heeft.
Faseovergangen
Elk punt heeft een bepaald punt waarbij een
faseovergang plaatsvind:
- Smeltpunt = Temperatuur waarbij alle
vaste stof overgaat in vloeistof
- Stolpunt = Zelfde als smeltpunt maar
dan van vloeistof naar vaste stof
- Kookpunt = Temperatuur waarbij alle
vloeistof overgaat in gas
Zuivere stof = Stof bestaat uit 1 soort molecuul
Tentamen;
- Didactiek: Alle hoofdstukken die op de lijst staan
- Webfilmpjes, quiz
- Begrippenlijst biologie
- 90 minuten-> 40 vragen
28 september: demo-proefles
- Stel vragen aan de klas
- Is het interactief
- Wordt er uitleg gegeven
- 5 minuten demonstreren
Natuurkunde Les 1
Drijven en zinken
De dichtheid van een ijsklontje is kleiner dan de dichtheid van water. Hierdoor drijft het ijsklontje in
een glas water.
Het drijfvermogen in water is groter, wanneer er zout water aanwezig is en als de dichtheid van het
water groter is dat de dichtheid van het object.
De dichtheid bereken je door de massa te delen door het volume. De eenheid van dichtheid is:
g/m^3 of kg/dm^3 of kg/l.
Dichtheid wordt ook wel soortelijk gewicht genoemd.
Dichtheid heeft te maken met de massa van afzonderlijke moleculen maar ook met hoe dicht
moleculen opeen zijn gepakt zitten.
Dichtheid is een grootheid die uitdrukt hoeveel massa van dat materiaal aanwezig is in een bepaald
volume.
Alles lager dan 1 drijft op water, en alles boven de 1 zinkt in water.
Natuurkunde Les 2
Materie en scheikunde
Materiaal = stoffen waarvan een voorwerp is
gemaakt.
, Een stof kun je herkennen aan zijn stofeigenschappen
- Kleur
- Geur
- Smaak
- Brandbaarheid
- Elektriciteit geleiden
- Magnetismp;e
- Warmtegeleiding
- Drijven/zinken
Stoffen die onder een materiaalgroep horen:
Baksteen hoort bij keramiek
Katoen hoort bij textiel
PET hoort bij plastic
Zink hoort bij metaal
Marmer hoort bij keramiek
Molecuul = kleinste deeltje van een stof dat nog de eigenschappen van die stof heeft.
Faseovergangen
Elk punt heeft een bepaald punt waarbij een
faseovergang plaatsvind:
- Smeltpunt = Temperatuur waarbij alle
vaste stof overgaat in vloeistof
- Stolpunt = Zelfde als smeltpunt maar
dan van vloeistof naar vaste stof
- Kookpunt = Temperatuur waarbij alle
vloeistof overgaat in gas
Zuivere stof = Stof bestaat uit 1 soort molecuul