Studiejaar 2008 - 2009
Tentamenperiode V2
EK 300
Toegestane hulpmiddelen: geen
TOETS: 2205VT2MER
Dag: donderdag
Datum: 2 juli
Tijd: 15.15 – 16.55 uur
Docent: Ons
Vul het juiste antwoord in op het scanformulier.
Dit tentamen omvat 24 meerkeuzevragen. 13 vragen goed = 5.5
Vraag 1
I. Onder het halo-effect wordt verstaan dat bepaalde extrinsieke attributen de evaluatie van
intrinsieke attributen beïnvloeden, bijvoorbeeld een hoge prijs geeft de indruk dat de kwaliteit
van het merkartikel wel in orde zal zijn.
II. Een halo-effect waarbij één bepaald attribuut een negatieve invloed heeft op de beoordeling van
andere attributen, wordt irradiatie-effect genoemd.
A. Stelling I juist, stelling II juist
B. Stelling I juist, stelling II onjuist
C. Stelling I onjuist, stelling II juist
D. Stelling I onjuist, stelling II onjuist
Vraag 2
I. Door inductieve inferentie kan een merkimago ‘geladen’ worden.
II. Deductieve inferentie is het proces waarbij consumenten op grond van confrontaties met het merkartikel
en met blootstelling aan reclame, zich een beeld vormen van dat merk(artikel).
A. Stelling I juist, stelling II juist
B. Stelling I juist, stelling II onjuist
C. Stelling I onjuist, stelling II juist
D. Stelling I onjuist, stelling II onjuist
Vraag 3
I. Bij een functionele benadering probeert men een merk dusdanig te positioneren dat consumenten het
merkartikel op grond van intrinsieke attributen in positieve zin onderscheiden van andere merkartikelen.
II. Indien men impressieve aspecten benadrukt is er sprake van een expressieve benadering.
A. Stelling I juist, stelling II juist
B. Stelling I juist, stelling II onjuist
C. Stelling I onjuist, stelling II juist
D. Stelling I onjuist, stelling II onjuist
1