Powerpoint aantekeningen HRM14

Human Resource Management samenvatting
Week 1:
Human Resource Management = alle activiteiten die gericht zijn op het managen van
arbeidsrelaties in een organisatie.

Arbeidsrelatie = de relatie die een werknemer aangaat met een werkgever om arbeid voor
hem of haar te verrichten en daarvoor loon te ontvangen.
- Ruilrelatie
- Gezagsrelatie  werkgever heeft het recht om aanwijzingen te geven en de
werknemer wordt geacht om deze op te volgen.
- Samenwerkingsrelatie  werknemer werkt samen met zowel andere werknemers als
met de werkgever.

Er zijn verschillende wetten en regels waar een werkgever zich aan moet houden:
- Institutionele regulering  staatsrecht, op landelijk niveau, wetgeving en cao’s
(externe regulering).
- Strategische regulering  beslissingen betreffende de levensvatbaarheid en
continuïteit van bedrijven en instellingen.
- Tactische regulering  beslissingen met betrekking tot de inzet en combinatie van
middelen om doelen te realiseren (interne regulering).
- Operationele regulering  beslissingen en activiteiten om de dagelijkse voortgang te
verzekeren.

2 soorten contractvormen:
- Overeenkomst tot aannemeling van werk  eenmalige opdracht voor iets tastbaars.
- Overeenkomst voor het verlenen van diensten  langere duur van een
overeenkomst, gaat hier vaak om het uitbesteden van diensten.

Transactiekosten theorie
Het aangaan en onderhouden van een
arbeidsrelatie als het sluiten van een contract met
een derde partij brengt kosten met zich mee. Dit
heeft te maken met:
- Frequentie  hoe vaak gaat er gebruik
gemaakt worden van de dienst.
- De mate van onzekerheid  hoe specifiek
kun je het gewenste werk omschrijven en
is dit te meten.
- Benodigde vaardigheden en kennis  hoe
specifiek zijn de vaardigheden en kennis
en zijn deze kant en klaar te krijgen? Of is er scholing nodig.

Bureaucratische kosten  kosten van werving en selectie van de juiste persoon, bij het
aangaan van de arbeidsrelatie.

Bij het sluiten van een contract komen er kosten voor het kijken naar welke aanbieders er
zijn en voor het vergelijken van de goedkoopste partij.

Verschillende relaties:
- Spotrelatie  werk dat direct kan worden geleverd, werkzaamheden waar geen
inwerktijd voor nodig is. Bijvoorbeeld het ontvangen van bezoekers en medewerkers
of catering werk.

, - Bureaucratische relatie  specifieke en bedrijfseigen vaardigheden, inwerking is
nodig. Werkgever moet investeren in de werknemer. Bijvoorbeeld servicemedewerker
of back office medewerker.
- Professionele relatie  werk met vaardigheden die in algemene zin op de
arbeidsmarkt aanwezig is. Bijvoorbeeld docent FM of FM’er. De medewerker moet
naast goed zijn in het vak, ook kunnen mengen in een team.
- Clanrelatie  deze medewerkers behoren tot de kern van de organisatie. Het is niet
altijd duidelijk wat er van deze mensen verwacht wordt en het draait hierbij om
kritische functies.

Het Human Capital Model geeft aan
dat verschillende werkrelaties
zorgen voor verschillende
aanpakken.

Wanneer arbeid (een hulpbron)
uniek of schaars is, zal een
organisatie bereid zijn om hier meer
moeite voor te doen om deze te
behouden. Dit geldt ook voor
hulpbronnen waarvan in de
toekomst wordt verwacht dat zij veel voordeel op gaan leveren.

De belangrijkste activiteiten binnen HRM:
- Training en ontwikkeling.
- Presentatie- en incidentele beloning.
- Prestatiedoelstellingen.
- Werving en selectie.
- Instroom, doorstroom en uitstroom van personeel.

Om deze prestaties te kunnen blijven doen is het belangrijk dat ervoor wordt gezorgd dat
medewerkers kunnen, willen en mogen.

Instroom:
- Personeelsplanning.
- Managementinformatie.
- Introductie- of inwerkprocedure.
- Competenties.

Doorstroom:
- Functioneren en beoordelen.
- Beloning, opleiding en training.
- Loopbaanontwikkeling.

Uitstroom:
- Pensioen.
- Vrijwillig vertrek.
- Ontslag.
- Overlijden.