2. Ontwikkelingstheorieën
Functie van een theorie: begrijpen van gedrag en aspecten van de wereld om je heen. Ze worden
opgesteld om waarnemingen van de wereld te interpreteren, relaties tussen verschillende gevallen
te ordenen en zijn een leidraad bij het verwerven van nieuwe kennis.
Verschil informele en formele theorieën: wijze waarop concepten waaruit de theorie bestaat
expliciet worden gemaakt. In ontwikkelingspsychologie vrijwel alleen informele theorieën voor
menselijke ontwikkeling.
Ontwikkelingstheorieën hebben en focus op verandering over tijd een bepaald gebied van gedrag of
domein van functioneren. Taken ontwikkelingstheorieën: (1) veranderingen binnen gegeven domein
beschrijven; (2) veranderingen in relaties tussen domeinen beschrijven; en (3) verklaring geven voor
verandering in stadia van ontwikkeling.
Een goede theorie heeft een ruim bereik om verschijnselen uit te leggen. Om inzicht te verkrijgen in
een theorie moet men de range of applicabilty en de assumpties van de theorie weten.
Theorieën voor menselijke ontwikkeling
Alle ontwikkelingstheorieën kunnen onderscheiden worden op basis van twee filosofische modellen:
Organistisch: benadrukken kwalitatieve kenmerken van ontwikkeling end e rol van het organisme
hierin. Verandering door ontwikkeling wordt niet gezien als verandering in hoeveelheid van
gedrag, maar als reorganisatie van eerdere vormen.
Mechanistisch: benadrukken kwantitatieve veranderingen en stellen dat factoren waarover een
organisme geen controle heeft een grote rol spelen in ontwikkeling.
Contextuele perspectieven: houden rekening met gemeenschap en samenleving waarin kind
opgroeit. Ze proberen te begrijpen hoe de samenleving en cultuur impact hebben op ontwikkeling
van een kind (hierin kan ook onderscheid worden gemaakt tussen theorieën).
Psychodynamische theorie
Benadrukken dat drijfkrachten binnenin het individu verantwoordelijk zijn voor het gedrag van die
persoon. Vindt zijn oorsprong in Freud en wordt veel gebruikt in geneeskunde.
Freud: ontwikkeling is resultaat van verstoorde balans tussen onbewuste drijfveren en bewuste
behoeften ons aan te passen aan de realiteit waarin we leven.
Persoonlijkheid is opgebouwd uit drie structuren:
id: wordt gedreven door ons instinct en domineert het gedrag van het kind. Het werkt volgens
pleasure principle om plezier op een directe manier maximaal te vergroten.
Ego: wanneer instinct ontwikkelt komt het in conflict met realiteit en ontstaat het ego. Dit werkt
om aan drijfveren te voldoen op een sociaal acceptabele manier. Scheidsrechter tussen id en
superego. Deze strijd in dynamiek is de basis voor je volwassenen persoonlijkheid.
Superego.
Freud ziet ontwikkeling als een onderbroken proces. Hij onderscheid 5 fasen van ontwikkeling in zijn
theorie voor psychoseksuele ontwikkeling: the oral (0-1.5 jaar), anal (1.5-3 jaar), phallic (3-6 jaar),
latency (tot puberteit) and genital stages (tijdens puberteit). Elke fase draait om een verplaatsing van
seksuele impulsen van de ene erogene zone naar de andere.
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE | Keenan, T., Evans, S., & Crowley, K. (2016). An Introduction to Child Development.