CASUS 8 CONSECUTIEVE EXOTROPIE
(GOO-2D.VSV2-21)
,Werkcollege 1
Concomitant strabismus
De essentiële kenmerken van concomitante strabismus zijn dat de oogbeweging zich binnen de
normale grenzen bevindt op het moment dat het scheelzien begint en dat de afwijkingshoek bijna
hetzelfde is, ongeacht welk oog wordt gebruikt voor fixatie in de primaire positie.
Bij concomitant scheelzien is er geen verschil tussen Rfix en Lfix.
Concomitant scheelzien is goed voor ongeveer 75% van al het scheelzien.
Horizontaal concomitant scheelzien kan als volgt worden ingedeeld:
Primair
o Constant of intermitterend
o Exotroop of esotroop
o Afwijkingshoek kan variëren van zeer klein, resulterend in microtropie met bruikbare
maar niet foveale binoculair enkelzien, tot zeer groot.
o Het begin kan in de kindertijd zijn, meestal tussen 2-4 maanden oud (infantiele)
strabismus), of later in de kindertijd.
Het optreden na de leeftijd van 6 jaar komt soms voor en suggereert de
mogelijkheid van neurologische of pathologische oorzaak.
Erfelijk
Latent strabismus
o Komt het meeste voor
o Een esoforie of exoforie
o Aangeboren / erfelijk
Consecutieve strabismus
o Betekent letterlijk omslag strabismus
o Treedt op wanneer de richting van de afwijking omkeert, hetzij na een operatie of
met het verstrijken van de tijd (spontaan).
o Dit resulteert in:
Exotropie na primaire esotropie
Esotropie na primaire exotropie
Secundair strabismus
o Na pathologisch verlies van het gezichtsvermogen in één of beide ogen, wat kan
leiden tot esotropie of exotropie, grotendeels afhankelijk van de leeftijd waarop de
ziekte begint.
Exotropie gezichtsvermogen gaat verloren bij of zeer kort na de geboorte
of op volwassen leeftijd.
Esotropie gezichtsvermogen gaat verloren in de jeugd
Residueel strabismus
o Rest strabismus
o Treedt op wanneer een manifest strabismus na een operatie blijft voor een grotere
primaire afwijking.
Er kan sprake zijn van binoculair enkelzien bij een concomitant strabismus:
Microtropie
Latent Strabismus
Intermitterend strabismus
De differentiaal diagnose van concomitant en incomitant strabismus is niet altijd duidelijk.
Overactie van een of beide inferieure schuine spieren is bijvoorbeeld een vrij veel
voorkomende bevinding bij primaire constante esotropie, vooral in die van vroeg ontstane,
1
, terwijl bepaalde gevallen van consecutiebe strabismus postoperatieve incomitantie vertonen
na liberale recessie of resectie van de horizontale rectus spieren
Indeling exotropieën
Een exotropie is een uiterlijke afwijking van de visuele assen. Niet-paralytische exotropie wordt op
dezelfde manier geclassificeerd als niet-paralytische esotropie:
Primair
Consecutief
Secundair
Residueel
Overzicht:
Consecutieve exotropie
Consectutieve exotropie is een exotropie die optreedt bij een patiënt met een voorgeschiedenis van
esotropie of, minder vaak, esoforie. Het ontwikkelt zich af en toe spontaan, maar is meestal het
gevolg van chirurgische overcorrectie van een primaire esotropie.
Bij een operatie wordt het hele oog gedraaid het suppressie gebied draait mee. Het oude
suppressiegebied van BT wordt richting BN gedraaid en visa versa.
Bij een consecutieve exotropie = suppressiegebied BN vergroot oude eso
Bij een consecutieve esotropie = suppressiegebied BT vergroot oude exo
Eén van de oorzaken van een consecutieve exotropie is een adductiebeperking. Soms is de
adductiebeperking monoculair niet te zien maar wel binoculair.
Je dekt het abducerende oog met je duim af (je haalt de lichtreflex weg) en laat het
adducerende oog kijken.
Indien hier een beperking is, zal er een secundaire deviatie ontstaan het abducerende oog
beweegt verder door dan het adducerende oog.
o Bij de motiliteit beschrijven dit als: Nr = Nl secundaire deviatie.
Primaire deviatie: de deviatie van het paretische oog wanneer het goede oog fixeert.
2