Muziek samenvatting theorie, de grijze hoofdstukken 12, 13, 14.
HOOFDSTUK 12.
12.1 Tempo is een term die gebruikt wordt voor alles wat met snelheid te maken
heeft, van heel langzaam tot snel. Bij het tempo let je op de tel (beat) en hoe snel die
gaat.
Een metronoom is een apparaatje is een apparaatje dat heel precies het aantal
tellen per minuut tikt. BMP= beats per minute.
12.2
• Lento= langzaam.
• Largo= breed, ruim. Wordt gebruikt om een langzaam tempo aan te geven.
• Adagio= op je gemak, langzaam, sneller dan Largo, langzamer dan Andante.
• Andante= gaande, matig tempo.
• Moderato= gematigd, tussen langzaam en snel in
• Allegro= vrolijk en opgewekt, vlug tempo
• Presto= snel
In pop en jazz gebruik je ook wel slow, medium en uptempo. -issimo, is extra. Dus
prestissimo, is extra snel. (Overtreffende trap)
12.3
• Accelerando: geleidelijk sneller worden. ACC.
• Ritenuto: geleidelijk langzaam worden. RIT.
Om na een verandering terug te keren naar het oude ritme schrijf je a tempo.
Een vrije manier van met het tempo omgaan noem je rubato.
HOOFDSTUK 13
13.1
Het woord dynamiek in de muziek betekent klanksterkte. Dynamiek wordt
gedefinieerd als het verschil tussen de zachtste en hardste passage van de muziek.
Volume is natuurkunde. Het wordt met dynamische tekens aangegeven.
Pp Pianissimo Zeer zacht
P Piano Zacht
Mp Mezzopiano Matig zacht
Mf Mezzoforte Matig hard
F Forte Luid
Ff Fortissimo Zeer luid
Sf Sforzando Versterkt de ene noot
waar het teken bij staat.
Cresc. Crescendo Geleidelijk sterker
worden, <
Descresc. Descrescendo Geleidelijk zachter
worden, >
In de popmuziek eindigt de muziek vaak met een fade-out, het wordt langzaam
zachter tot je niks meer hoort.