Tijdvak/periode Kenmerkend aspect
V 18. het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke
1000-1500 Tijd van ontdekkers en belangstelling
hervormers, renaissancetijd, 16e 19. de hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
eeuw, vroeg moderne tijd 20. het begin van de Europese expansie overzee
21. de protestantse reformatie had splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg
22. het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat
VI 23. wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
1600-1700 tijd van regenten en 24. de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de
vorsten Nederlandse Republiek
Gouden Eeuw, 17e eeuw 25. het streven van vorsten naar absolute macht
vroegmoderne tijd 26. de wetenschappelijke revolutie
VII 27. rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst,
1700-1800 tijd van pruiken en politiek, economie en sociale verhoudingen
revoluties 28. voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze
eeuw van de verlichting vorm te geven (verlicht absolutisme)
18e eeuw 29. de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en
vroegmoderne tijd staatsburgerschap
30. uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee
verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
VIII 31. de industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving
1800-1900 tijd van burgers en 32. de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme,
stoommachines confessionalisme en feminisme
industrialisatietijd 33. voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke
19e eeuw proces
moderne tijd 34. de opkomst van emancipatiebewegingen
35. discussies over de ‘sociale kwestie’
36. de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie