Hoofdstuk 1: Wat is sport?
Definities van sport
Het definiëren van sport is niet eenvoudig. Er zijn verschillende definities voor sport:
o Van Dale: “Allerlei lichamelijke oefeningen en ontspanning waarbij vaardigheid,
kracht en inzicht vereist worden.
o Tamboer en Steenbergen: “sport is een vaardigheidsspel gericht op een vastgesteld
doel, waarbij fysieke kwaliteiten worden getest waarbij gespeeld wordt met
vastgestelde middelen volgens bepaalde regels. Dit alles vindt plaats binnen
bepaalde geïnstitutionaliseerde kaders
Het is niet nodig om tot één statische definitie van sport te komen, omdat daarmee de
dynamiek die kenmerkend is voor sport, niet voldoende tot uitdrukking wordt gebracht. We
kunnen wel concluderen dat sport gekenmerkt wordt door een of meerdere van de volgende
elementen:
o (fysieke) vaardigheden
o Wedstrijdelement
o Voorschriften en/of wedstrijdreglementen
o Geïnstitutionaliseerd kader
o Specifieke toegankelijke ruimtelijke voorziening
Sport als doel en sport als middel
Sporten als doel: prestatiegericht sporten. Sporten om een wedstrijd te winnen.
Sporten als middel: sport inzetten om een bepaald doel te bereiken. Bijvoorbeeld afvallen.
Maatschappelijke waarden van sport
Vormende waarden: sport kan op allerlei manieren een rol spelen bij de ‘vorming’ van een
persoon.
Sociaal-integratieve waarden: sport kan een positieve invloed hebben op de sociale
interactie en de sociale binding tussen mensen
Gezondheidswaarden: sport kan een positieve invloed hebben op de fysieke en
psychosociale toestand van mensen
Economische waarden: sport kan een positieve invloed hebben op de economische
omstandigheden van een stad, regio of land.
De intrinsieke waarde: de ervaring die mensen opdoen doordat het leuk of uitdagend is een
sport te beoefenen.
De sociaal-economische waarde van sport en bewegen wordt opgedeeld in 3 categorieën:
o Gezondheid: zorgkosten, kwaliteit van leven, levensverwachting, blessures
o Sociaal: leerprestaties, sociaal kapitaal, (jeugd)criminaliteit, plezier
o Arbeid: gezondheid, ziekteverzuim, blessures, ontwikkelen van vaardigheden,
arbeidsproductiviteit.
Hoofdstuk 2: Wat is beleid?
De overheid en het maatschappelijk middenveld
Met de overheid wordt bedoeld: alle overheidsorganisaties en hun activiteiten die zijn gericht
op het besturen van de maatschappij.
o Landelijk: ministeries, Belastingdienst en adviesorganen
o Regionaal: provincies, waterschappen, Openbaar Ministerie
o Lokaal: gemeenten, politie, brandweer
, Definities van beleid
Anderson (2011): beleid is een duidelijke aanpak van een probleem door een of meerdere
betrokkenen.
Bekkers (2007): beleid is het eindresultaat van een keuzeproces. In dat proces wordt
aangegeven welke afwegingen zijn gemaakt en waarom dat is gebeurd. De keuzes worden
gemaakt door de beleidsmaker die daarvoor een mandaat heeft gekregen van de
betrokkenen burgers.
Soorten beleidsproblemen
Veel overeenstemming over Weinig overeenstemming over
waarden en normen waarden en normen
Veel overeenstemming over 1. Eenvoudig probleem 2. Chaotisch probleem
vereiste kennis (duidelijk gestructureerd) (vanwege meningsverschillen)
Beleid maken = managen Beleid maken = onderhandelen
Weinig overeenstemming over 3. Moeilijk probleem 4. Complex probleem
vereiste kennis (onzekerheid over aanpak) (kan niet gestructureerd worden
Beleid maken = onderzoeken Beleid maken = leren
Kenmerken van een beleidsprobleem
Onderlinge afhankelijkheid tussen beleidsproblemen op verschillende gebieden (waardoor
meer kennis noodzakelijk is)
Meerdere subjectieve belangen bij een probleem (wat de een wil, hoeft niet voor de ander te
gelden)
Beleidsproblemen zijn dynamisch (dit beïnvloedt zowel de noodzakelijke kennis als de
geldenede normen en waarden)
Draagvlak, zelfsturing en zelfregie
Om het draagvlak van beleid te versterken, worden burgers en maatschappelijke organisaties
steeds vaker bij het beleid betrokken
Organisaties in het maatschappelijk middenveld krijgen een steeds belangrijkere rol in de
publieke sector. Die kan variëren van gesprekspartner zijn van beleidsmakers tot zelfstandig
beleidsplannen maken en uitvoeren om maatschappelijke problemen te helpen verminderen
De beleidscyclus
1. Beleidsagenda (Voor welk probleem ga je beleid maken?)
2. Beleidsontwerp (wat zijn mogelijke oplossingen)
3. besluitvorming: (selecteren van het beste scenario/de beste oplossing)
4. Beleidsuitvoering (implementeren van scenario/uitvoeren van oplossing)
5. Evaluatie (Heb je resultaat behaald?)
6. Terugkoppeling (gaan we zo verder, passen we iets aan, stoppen we ermee)