Douwe Stoffers – Aeres Hogeschool Almere – 2021/2022
Samenvatting HZEP04 – Celbiologie – Campbell H.
Les 1 – Microscopie en interne membranen – Campbell H. 7.1 - 7.3
Cellen
- Alle organismen zijn opgebouwd uit cellen
- Het zijn de kleinst levende units
- De celstructuur correleert aan de celfuncties
- Alle cellen zijn gerelateerd aan voorouders
Microscopen
- Cellen te klein om met blote oog te bekijken → microscoop
- Lichtmicroscoop (LM)
- Zichtbaar licht wordt door een preparaat geschenen en daarna door glazen lenzen
- Lenzen buigen lichtstralen → zorgt voor vergroting beeld
- Elektronenmicroscoop (EM) → 2 typen
- Scanning electron microscopes (SEMs)
- Transmission electron microscopes (TEMs)
Microscopie → 3 parameters
- Vergroting: ratio van het beeld van het object en de ware grootte van het object
- Resolutie: helderheid van het beeld of de minimale afstand tussen 2 punten die nog te
onderscheiden zijn
- Contrast: zichtbare verschillen tussen delen in het preparaat
Scanning electron microscopes (SEMs)
- Gebruikt om oppervlaktestructuur te bestuderen
- Preparaat bedekt met laagje goud
- Elektronenbundel afgeschoten op preparaat
- Elektronen kaatsen terug → gemeten als stroom →
diepte berekent m.b.v. tijdsduur terugkaatsen
- Resultaat heeft 1 kleur → alleen elektronen met 1
bepaalde energie worden gebruikt
- Vergroting tot 100.000x (orde: nanometer)
Transmission electron microscopes (TEMs)
- Gebruikt om interne structuur van cellen te bestuderen
- Elektronenstraal door preparaat
- Elektronen opgevangen op fluorescerende plaat
- Dik preparaat (meer elektronen) → veel verstrooiing
elektronen → donkerder
- Dun preparaat (minder elektronen) → weinig
verstrooiing elektronen → lichter
- Vergroting tot 1.000.000x (orde: 0,1nm)
,Douwe Stoffers – Aeres Hogeschool Almere – 2021/2022
Cel fractienatie
- Cel fractienatie is het uit elkaar halen van cellen, en
belangrijke organellen van elkaar scheiden
- D.m.v. centrifuges → scheiden organellen van de rest van de
uit elkaar gehaalde cellen
- Vorming pellet (laagje organellen op bodem) → type
organel in pellet afhankelijk van centrifugesnelheid
- Lage snelheid: grotere componenten
- Hoge snelheid: kleinere componenten
- Toepassing: bestuderen functies organellen
Cellen: 2 typen
- Prokaryote cellen → bacteriën en archaea
- Eukaryote cellen → protisten, schimmels, planten en dieren
Prokaryote cellen
- Hebben geen kern
- DNA in speciaal gedeelte van de cel → nucleoide
- Geen membraangebonden organellen
- Cytoplasma: inhoud van de cel omgeven door
plasmamembraan
Eukaryote cellen
- Vaak veel groter dan prokaryote cellen
- DNA in kern, die bestaat uit een membraan
- Wel membraangebonden organellen
- Hebben cytoplasma tussen plasmamembraan en kern
Plasmamembraan
- Dient als een selectieve barrière → wel voldoende
transport O2, nutriënten en afvalstoffen
- Algemene structuur → dubbele laag fosfolipiden
- Eukaryote cellen hebben interne membranen →
deze membranen delen de cel op in organellen
- Planten- en dierencellen hebben veel gelijke organellen
,Douwe Stoffers – Aeres Hogeschool Almere – 2021/2022
Celgrootte
- Cellen zijn beperkt in hun formaat door metabole eisen
- Oppervlakte - inhoudsratio is zeer belangrijk
- Als oppervlakte 2x zo groot wordt, wordt inhoud 4x zo groot
- Kleinere cellen hebben dus in verhouding groter oppervlak dan grotere cellen
Dierlijke cel Plantaardige cel
Dierlijke cel Schimmel cel
Plantaardige cel Protist cel
, Douwe Stoffers – Aeres Hogeschool Almere – 2021/2022
Kern (eukaryoten)
- Bevat grootste gedeelte genen in cel
- Meest opvallende organel
- Buitenkant kern → kernenvelop → scheidt inhoud kern van cytoplasma
Kernenvelop (kernmembraan)
- Dubbel membraan
- Elk membraan bestaat uit dubbele lipidenlaag
- Doorboord met poriën → regelen verkeer met cytoplasma
- Vorm kernenvelop in stand gehouden door kernlamina
Kern en DNA
- In de kern ligt het DNA georganiseerd in afzonderlijke units: chromosomen
- In elk chromosoom → 1 DNA molecuul
- Bij ieder DNA-molecuul horen eiwitten
- DNA molecuul + bijbehorende eiwitten → chromatine
- Afzonderlijke chromosomen zijn alleen zichtbaar tijdens de celdeling
- Nucleolus → zorgt voor synthese van rRNA (ribosomaal RNA). rRNA vormt in de kern, met eiwitten
afkomstig uit cytoplasma, grote en kleine ribosoomdelen → komen door kleine poriën naar buiten
Ribosomen
- Bestaan uit ribosomaal RNA en eiwitten
- Voeren eiwitsynthese uit op 2 locaties:
- In cytosol (vrije ribosomen)
- Aan buitenkant endoplasmatisch reticulum of
kernenvelop (gebonden ribosomen)
Samenvatting HZEP04 – Celbiologie – Campbell H.
Les 1 – Microscopie en interne membranen – Campbell H. 7.1 - 7.3
Cellen
- Alle organismen zijn opgebouwd uit cellen
- Het zijn de kleinst levende units
- De celstructuur correleert aan de celfuncties
- Alle cellen zijn gerelateerd aan voorouders
Microscopen
- Cellen te klein om met blote oog te bekijken → microscoop
- Lichtmicroscoop (LM)
- Zichtbaar licht wordt door een preparaat geschenen en daarna door glazen lenzen
- Lenzen buigen lichtstralen → zorgt voor vergroting beeld
- Elektronenmicroscoop (EM) → 2 typen
- Scanning electron microscopes (SEMs)
- Transmission electron microscopes (TEMs)
Microscopie → 3 parameters
- Vergroting: ratio van het beeld van het object en de ware grootte van het object
- Resolutie: helderheid van het beeld of de minimale afstand tussen 2 punten die nog te
onderscheiden zijn
- Contrast: zichtbare verschillen tussen delen in het preparaat
Scanning electron microscopes (SEMs)
- Gebruikt om oppervlaktestructuur te bestuderen
- Preparaat bedekt met laagje goud
- Elektronenbundel afgeschoten op preparaat
- Elektronen kaatsen terug → gemeten als stroom →
diepte berekent m.b.v. tijdsduur terugkaatsen
- Resultaat heeft 1 kleur → alleen elektronen met 1
bepaalde energie worden gebruikt
- Vergroting tot 100.000x (orde: nanometer)
Transmission electron microscopes (TEMs)
- Gebruikt om interne structuur van cellen te bestuderen
- Elektronenstraal door preparaat
- Elektronen opgevangen op fluorescerende plaat
- Dik preparaat (meer elektronen) → veel verstrooiing
elektronen → donkerder
- Dun preparaat (minder elektronen) → weinig
verstrooiing elektronen → lichter
- Vergroting tot 1.000.000x (orde: 0,1nm)
,Douwe Stoffers – Aeres Hogeschool Almere – 2021/2022
Cel fractienatie
- Cel fractienatie is het uit elkaar halen van cellen, en
belangrijke organellen van elkaar scheiden
- D.m.v. centrifuges → scheiden organellen van de rest van de
uit elkaar gehaalde cellen
- Vorming pellet (laagje organellen op bodem) → type
organel in pellet afhankelijk van centrifugesnelheid
- Lage snelheid: grotere componenten
- Hoge snelheid: kleinere componenten
- Toepassing: bestuderen functies organellen
Cellen: 2 typen
- Prokaryote cellen → bacteriën en archaea
- Eukaryote cellen → protisten, schimmels, planten en dieren
Prokaryote cellen
- Hebben geen kern
- DNA in speciaal gedeelte van de cel → nucleoide
- Geen membraangebonden organellen
- Cytoplasma: inhoud van de cel omgeven door
plasmamembraan
Eukaryote cellen
- Vaak veel groter dan prokaryote cellen
- DNA in kern, die bestaat uit een membraan
- Wel membraangebonden organellen
- Hebben cytoplasma tussen plasmamembraan en kern
Plasmamembraan
- Dient als een selectieve barrière → wel voldoende
transport O2, nutriënten en afvalstoffen
- Algemene structuur → dubbele laag fosfolipiden
- Eukaryote cellen hebben interne membranen →
deze membranen delen de cel op in organellen
- Planten- en dierencellen hebben veel gelijke organellen
,Douwe Stoffers – Aeres Hogeschool Almere – 2021/2022
Celgrootte
- Cellen zijn beperkt in hun formaat door metabole eisen
- Oppervlakte - inhoudsratio is zeer belangrijk
- Als oppervlakte 2x zo groot wordt, wordt inhoud 4x zo groot
- Kleinere cellen hebben dus in verhouding groter oppervlak dan grotere cellen
Dierlijke cel Plantaardige cel
Dierlijke cel Schimmel cel
Plantaardige cel Protist cel
, Douwe Stoffers – Aeres Hogeschool Almere – 2021/2022
Kern (eukaryoten)
- Bevat grootste gedeelte genen in cel
- Meest opvallende organel
- Buitenkant kern → kernenvelop → scheidt inhoud kern van cytoplasma
Kernenvelop (kernmembraan)
- Dubbel membraan
- Elk membraan bestaat uit dubbele lipidenlaag
- Doorboord met poriën → regelen verkeer met cytoplasma
- Vorm kernenvelop in stand gehouden door kernlamina
Kern en DNA
- In de kern ligt het DNA georganiseerd in afzonderlijke units: chromosomen
- In elk chromosoom → 1 DNA molecuul
- Bij ieder DNA-molecuul horen eiwitten
- DNA molecuul + bijbehorende eiwitten → chromatine
- Afzonderlijke chromosomen zijn alleen zichtbaar tijdens de celdeling
- Nucleolus → zorgt voor synthese van rRNA (ribosomaal RNA). rRNA vormt in de kern, met eiwitten
afkomstig uit cytoplasma, grote en kleine ribosoomdelen → komen door kleine poriën naar buiten
Ribosomen
- Bestaan uit ribosomaal RNA en eiwitten
- Voeren eiwitsynthese uit op 2 locaties:
- In cytosol (vrije ribosomen)
- Aan buitenkant endoplasmatisch reticulum of
kernenvelop (gebonden ribosomen)