BEGRIPPENLIJST MOB
1. OPERATIONALISEREN
concepten = algemeen aanvaarde collectie (groepering) van
betekenissen/karakteristieken van
gebeurtenissen
objecten
situaties
gedrag
We hanteren vervolgens woorden om deze concepten te
identificeren.
constructen = meer abstracte concepten
conceptuele = het afbakenen van wat je wel en niet verstaat onder een
bepaald concept/construct.
definities
operationele = Het vertalen van een (abstract) concept in de wijze waarop je
het wenst vast te stellen/te meten.
definitie
meten = vanuit een vaststelling naar het toekennen van een waarde
gaan.
empirische = bewijs gebaseerd op feiten en vaststellingen
evidentie
betrouwbaarheid ~ herhaalbaarheid
= je kan aantonen dat je onder gelijkaardige omstandigheden tot
gelijkaardige resultaten zou komen.
gestructureerde = op relevant gekozen momenten terugblikken op
activiteiten/gevoelens/gedrag/gedachten die zij als relevant
logboeken
beschouwen in het kader van het onderzoek.
eye-tracking = oogbewegingen registreren tijdens het verwerken van een
informatie/oplossen van taken.
fysiologische = electrodermal activity tracker (pols)
= registreren combinatie van zweetreacties en hartslag
metingen
(stressreacties)
sociometric badges = registreren wie met wie wanneer interageerde.
trianguleren = meerdere meetmethoden combineren
, 2. OBSERVEREN
gestructureerde/ = set van regels ▸ observatieschema
Legt zo precies mogelijk vast wat observatoren dienen te
systematische
observeren ▸ relevant gedrag systematisch capteren.
observatie
ongestructureerde = gedrag respondent in detail vastleggen
observatie
participerende = observatoren (ev. incognito) maken deel uit van sociaal
systeem waarbinnen ze gedrag observeren.
observatie
niet-participerende = uitsluitend rol observator, participanten zijn expliciet hiervan
op de hoogte
observatie
natuurlijke = observatie in de natuurlijke omgeving, onderzoeker grijpt niet
in/wijzigt niets
observatie
gecontroleerde/ = het te observeren gedrag wordt uitgelokt, een bepaalde
setting wordt gesimuleerd
gemanipuleerde
observatie
mutually exclusive = gedrag moet eenduidig in 1 categorie/schaal onder te
brengen zijn
pilootonderzoek = enkele potentiële observatoren samples van gedrag laten
beoordelen a.d.h.v. ontwikkelde observatieschema + luidop
redeneren/denken.
incidenten = wachten tot een bepaalde situatie zich voordoet (of deze
uitlokken)
vastgezette periodes = vooraf vastgelegd
longitudonaal = je observeert participanten op meerdere in de tijd van elkaar
gescheiden tijdstippen.
Steekproeven van meetmomenten
ad libitum sampling =observeren/coderen zoals gedrag zich voordoet
focal sampling = Hier wordt er net doelbewust voor gekozen om bepaalde
individuen gedurende een afgebakend tijdslot binnen het
observatiemoment te observeren en het gedrag van dat individu
te observeren en te coderen aan de hand van het
observatieschema. Daarbij kan het zo zijn dat er in elk
observatiemoment wordt gezorgd dat er voor elk tijdslot telkens
een ander (willekeurig) individu wordt geobserveerd.
scan sampling = Een ander opzet is dat de observator op vastgelegde
tijdstippen een hele groep van individuen in ogenschouw neemt
en vervolgens bij al deze individuen vastlegt of het te
observeren gedrag zich voordoet. Het grote nadeel van zo’n
strategie is dat het veel opmerkzaamheid van de observator
vergt waardoor het vaak een strategie is die slechts zeer
afgebakend en een beperkte set aan gedrag observeerbaar
maakt.
behavioural = De observator observeert een hele groep en gaat enkel en
alleen coderen indien bepaald op voorhand vastgelegd gedrag
sampling
zich voordoet. De focus ligt dan op de vraag, als het gedrag zich
voordoet bij wie dan en wanneer?
informed consent = Dit is een soort formulier of brief waarin de onderzoeker op
heldere wijze aan de participant uitlegt wat het onderzoek
behelst en wat het doel is van het onderzoek en hoe met de
data zal worden omgesprongen. Vervolgens wordt aan de
participant gevraagd om dit document te ondertekenen
waardoor ze erkennen dat ze akkoord gaan met het deelnemen
aan het onderzoek en op de hoogte zijn van het opzet en doel
1. OPERATIONALISEREN
concepten = algemeen aanvaarde collectie (groepering) van
betekenissen/karakteristieken van
gebeurtenissen
objecten
situaties
gedrag
We hanteren vervolgens woorden om deze concepten te
identificeren.
constructen = meer abstracte concepten
conceptuele = het afbakenen van wat je wel en niet verstaat onder een
bepaald concept/construct.
definities
operationele = Het vertalen van een (abstract) concept in de wijze waarop je
het wenst vast te stellen/te meten.
definitie
meten = vanuit een vaststelling naar het toekennen van een waarde
gaan.
empirische = bewijs gebaseerd op feiten en vaststellingen
evidentie
betrouwbaarheid ~ herhaalbaarheid
= je kan aantonen dat je onder gelijkaardige omstandigheden tot
gelijkaardige resultaten zou komen.
gestructureerde = op relevant gekozen momenten terugblikken op
activiteiten/gevoelens/gedrag/gedachten die zij als relevant
logboeken
beschouwen in het kader van het onderzoek.
eye-tracking = oogbewegingen registreren tijdens het verwerken van een
informatie/oplossen van taken.
fysiologische = electrodermal activity tracker (pols)
= registreren combinatie van zweetreacties en hartslag
metingen
(stressreacties)
sociometric badges = registreren wie met wie wanneer interageerde.
trianguleren = meerdere meetmethoden combineren
, 2. OBSERVEREN
gestructureerde/ = set van regels ▸ observatieschema
Legt zo precies mogelijk vast wat observatoren dienen te
systematische
observeren ▸ relevant gedrag systematisch capteren.
observatie
ongestructureerde = gedrag respondent in detail vastleggen
observatie
participerende = observatoren (ev. incognito) maken deel uit van sociaal
systeem waarbinnen ze gedrag observeren.
observatie
niet-participerende = uitsluitend rol observator, participanten zijn expliciet hiervan
op de hoogte
observatie
natuurlijke = observatie in de natuurlijke omgeving, onderzoeker grijpt niet
in/wijzigt niets
observatie
gecontroleerde/ = het te observeren gedrag wordt uitgelokt, een bepaalde
setting wordt gesimuleerd
gemanipuleerde
observatie
mutually exclusive = gedrag moet eenduidig in 1 categorie/schaal onder te
brengen zijn
pilootonderzoek = enkele potentiële observatoren samples van gedrag laten
beoordelen a.d.h.v. ontwikkelde observatieschema + luidop
redeneren/denken.
incidenten = wachten tot een bepaalde situatie zich voordoet (of deze
uitlokken)
vastgezette periodes = vooraf vastgelegd
longitudonaal = je observeert participanten op meerdere in de tijd van elkaar
gescheiden tijdstippen.
Steekproeven van meetmomenten
ad libitum sampling =observeren/coderen zoals gedrag zich voordoet
focal sampling = Hier wordt er net doelbewust voor gekozen om bepaalde
individuen gedurende een afgebakend tijdslot binnen het
observatiemoment te observeren en het gedrag van dat individu
te observeren en te coderen aan de hand van het
observatieschema. Daarbij kan het zo zijn dat er in elk
observatiemoment wordt gezorgd dat er voor elk tijdslot telkens
een ander (willekeurig) individu wordt geobserveerd.
scan sampling = Een ander opzet is dat de observator op vastgelegde
tijdstippen een hele groep van individuen in ogenschouw neemt
en vervolgens bij al deze individuen vastlegt of het te
observeren gedrag zich voordoet. Het grote nadeel van zo’n
strategie is dat het veel opmerkzaamheid van de observator
vergt waardoor het vaak een strategie is die slechts zeer
afgebakend en een beperkte set aan gedrag observeerbaar
maakt.
behavioural = De observator observeert een hele groep en gaat enkel en
alleen coderen indien bepaald op voorhand vastgelegd gedrag
sampling
zich voordoet. De focus ligt dan op de vraag, als het gedrag zich
voordoet bij wie dan en wanneer?
informed consent = Dit is een soort formulier of brief waarin de onderzoeker op
heldere wijze aan de participant uitlegt wat het onderzoek
behelst en wat het doel is van het onderzoek en hoe met de
data zal worden omgesprongen. Vervolgens wordt aan de
participant gevraagd om dit document te ondertekenen
waardoor ze erkennen dat ze akkoord gaan met het deelnemen
aan het onderzoek en op de hoogte zijn van het opzet en doel
