1. Ferrometalurgie
FERROMETALURGIE = beschrijft de bereiding van ijzer en staal.
Stoffen
1. Enkelvoudige stoffen: bestaan uit één soort atoom. Hier kan men metalen en niet-metalen van
elkaar onderscheiden.
a. 2/3 van de elementen zijn metalen
2. Metalen: eigenschappen:
a. Vast (behalve Hg), ondoorzichtig, metaalglans, goede geleiders voor warmte en
elektriciteit, kristalliseren in een dichte atoomstapeling ( grote soortelijke massa,
mechanische bewerkbaarheid), buitenste schil weinig elektronen, staan gemakkelijk
elektronen af en vorming van positieve ionen
b. Legeringen = menging van 2 of meer stoffen (min 1 metaal en ook niet-metalen zoals C,
Si, P, …)
c. Lichtste metalen: linksboven in PSE alkali- en aardalkalimetalen
d. Zwaarste metalen: onderaan in groep VIII en Ib
e. Grensgebied tussen metalen en niet-metalen: 4-5-6 elektronen in de buitenste schil
3. Niet-metalen: eigenschappen:
a. Elektronnegatief, kleine cohesiekracht, niet smeedbaar, geleidbaarheid beperkt,
metaalglans ontbreekt
4. Ertsen = mineralen die metalen of eenvoudige metaalverbindingen in voldoende hoeveelheid
bevatten en die economisch tot metaal verwerkt kunnen worden.
a. Ertsen zijn geen zuivere stoffen, ze zijn verontreinigd door vreemde mineralen =
ganggesteente
b. Belangrijke ertsen: oxiden, sulfiden, carbonaten
c. Minder belangrijk: hydroxiden, sulfaten
d. Opzoek gaan naar ertsen rijk met metalen: rijke ertsen, arme ertsen, zeldzame ertsen
Oxiden
Ijzer Magnetiet
Hematiet
Limoniet
Aluminium Bauxiet
Koper Cupriet
Sulfiden
Ijzer Pyriet
Koper Koperglans
Chalkopyriet
Lood Loodglans
Zilver Argoniet
1