Over engelen, goden en helden
Jodendom – de schepping – Hoe het allemaal begon
- God besloot de lege aarde te veranderen in zeven dagen – op de eerste dag werd het licht (overdag zou het licht zijn
en ’s nachts donker) – op de tweede dag brak God het water doormidden (er kwam water op de aarde en water
boven de aarde, in de lucht) – op de derde dag veegde God het water naar elkaar toe (er ontstonden ook droge
stukken met water (land) naast de zee) – op de derde dag maakte God ook het groen (gras, struiken, bomen,
vruchten, planten etc.) – op de vierde dag maakte God de zon, de maan en de sterren – op de vijfde dag maakte
God de dieren voor in het water en de dieren voor in de lucht – op de zesde dag maakte God de dieren voor op het
land en de mens (een man en een vrouw) – de zevende dag was het tijd om uit te rusten (sindsdien is de zevende
dag een bijzondere dag, de rustdag).
- Van God kwam een speciale opdracht voor de man en vrouw: ze waren de baas over alles wat leeft en moesten
goed op de aarde passen.
Jodendom – de schepping – Het begon zo mooi… maar toen?
- Op de vijfde dag van de schepping maakte God eerste aleen de man – alleen is wel erg alleen en daarom maakte
God uit de rib van de slapende man nog een mens: de vrouw – er waren twee mensen nu (Adam en Chava).
- God verwelkomde de mens in de tuin van Eden – Hij vertelde dat hij hen alles toevertrouwde en dat ze alle vruchten
mochten eten, maar dat ze van de boom van kennis van goed en kwaad af moesten blijven (dat waren verboden
vruchten) – als Adam en Chava toch van de boom zouden eten, zouden ze sterfelijk worden – in de tuin van Eden
stond ook nog een levensboom (als je van deze boom at, zou je onsterfelijk zijn) – over deze boom vertelde God
niets.
- Adam en Chava hadden het naar hun zin in de tuin van Eden – ze oefenden de namen van de dieren, aten vruchten
etc. – op een dag kwam de slang op Chava af (een slim beest) – de slang vroeg haar waarom ze niet mocht eten
van die ene boom – toen Chava de slang vertelde waarom dat niet mocht, ging de slang tegen haar in – volgens de
slang wilde God gewoon niet dat je evenveel kennis van goed en kwaad krijgt als hij (sterven zou je in ieder geval
niet) – Adam kwam erbij en Chava pakte een vrucht – Ze keken om zich heen (God was niet in de buurt) – Adam en
Chava namen een hap van de verboden vrucht.
- Na de hap keken Adam en Chava elkaar vol ontzetting aan (ze waren naakt en niemand mocht hen zo zien) – ze
zochten bladeren om zich te bedekken – God riep Adam bij zich – Adam schaamde zich voor God omdat hij naakt
was – omdat Adam wist dat hij naakt was, wist God dat hij van de boom van kennis van goed en kwaad had gegeten
(anders had hij het niet kunnen weten) – God was boos en teleurgesteld – God stuurde de slang weg en zei dat hij
ervoor zou zorgen dat ieder ander dier een gruwelijke hekel aan de slang zou krijgen – ook Adam en Chava stuurde
hij weg (God was bang dat ze nu van de levensboom zouden gaan eten) – God vertelde Adam en Chava dat hun
leven vanaf nu heel veel moeilijker zou worden (het zal pijnlijk zijn kinderen te krijgen, het zou hard werken zijn om
aan eten te komen, ze zouden sterven etc.) – om er zeker van te zijn dat Adam en Chava niet terug zouden komen,
zette God engelen bij de ingang.
Jodendom – de schepping – Het gaat van kwaad tot erger…
- Adam en Chava moesten hard werken op het land en kregen kinderen (Kajin en Hevel) – Kajin bebouwde het land
en Hevel hoedde de schapen – Kajin was jaloers op Hevel en daarom was er vaak ruzie – op een dag was Kajin zo
boos en jaloers op zijn jongere broer dat hij hem zo hard sloeg dat hij dood nieerviel – Gods hart brak.
- De mensen die na Adam en Chava kwamen, hadden steeds minder boodschap aan God en de schepping – de
mensen leefden erop los – God kon het niet meer aan en nam een drastisch besluit – Hij moest opnieuw beginnen
en dat betekende dat alle mensen op aarde moesten sterven.
- Noach was de enige man die beter verdiende – God zei tegen hem dat Hij een nieuwe start wilde maken en dat Hij
Noach redden zou – God gaf Noach de opdracht een flink schip te bouwen (een ark) waarop hij van elk diersoort een
mannetje en vrouwtje mee kon nemen en zijn eigen gezin – Noach deed wat God hem vroeg.
- De mensen om Noach heen reageerden bespottelijk op Noachs werkzaamheden (er was namelijk nergens geen
water te bekennen) – Noach waarschuwde de mensen en vertelde dat God boos op hen was – hij probeerde ervoor
te zorgen dat de mensen hun leven zouden beteren – het hielp niets.
- De ark was af en de eerste druppels vielen uit de lucht – Noach ging er vandoor – veertig dagen en nachten volgden
en de stormen en regenbuien vernietigden alles op aarde – er bleef niets over van de aarde die God geschapen had.
- Na veertig dagen stopte de regen en begon het water te zakken – het duurde nog maanden voor het water genoeg
gezakt was om van boord te gaan – toen God een regenboog liet zien, zei Hij tegen Noach dat Hij beloofde de aarde
nooit meer te vernietigen – God had vertrouwen in Noach en vertelde hem dat hij veel kinderen moest krijgen.
- Sindsdien verschijnt er op aarde vaker een regenboog – het is alsof God wil zeggen dat de mens zich geen zorgen
moet maken, omdat Hij zijn belofte niet vergeten is.
- Het duurde bij Noach niet lang voordat het nieuwe leven werd opgebouwd – er werden meer kinderen geboren en zo
groeide de familie uit tot een volk.
Jodendom – Avraham, Jitschak en Jaäkov – Hoe een oud omaatje toch moeder werd
- Eén van de nakomelingen van Noach was Avram – de vader van Avram besloot met zijn familie te verhuizen naar
het and Kenaän – Avram en Sarai gingen ook mee – onderweg kwamen ze langs de stad Charan – het leven was
daar goed en ddaarom besloten Avram en neef Lot daar te blijven – omdat ze hard werkten en steeds meer vee
kregen, werden ze rijk.
Jodendom – de schepping – Hoe het allemaal begon
- God besloot de lege aarde te veranderen in zeven dagen – op de eerste dag werd het licht (overdag zou het licht zijn
en ’s nachts donker) – op de tweede dag brak God het water doormidden (er kwam water op de aarde en water
boven de aarde, in de lucht) – op de derde dag veegde God het water naar elkaar toe (er ontstonden ook droge
stukken met water (land) naast de zee) – op de derde dag maakte God ook het groen (gras, struiken, bomen,
vruchten, planten etc.) – op de vierde dag maakte God de zon, de maan en de sterren – op de vijfde dag maakte
God de dieren voor in het water en de dieren voor in de lucht – op de zesde dag maakte God de dieren voor op het
land en de mens (een man en een vrouw) – de zevende dag was het tijd om uit te rusten (sindsdien is de zevende
dag een bijzondere dag, de rustdag).
- Van God kwam een speciale opdracht voor de man en vrouw: ze waren de baas over alles wat leeft en moesten
goed op de aarde passen.
Jodendom – de schepping – Het begon zo mooi… maar toen?
- Op de vijfde dag van de schepping maakte God eerste aleen de man – alleen is wel erg alleen en daarom maakte
God uit de rib van de slapende man nog een mens: de vrouw – er waren twee mensen nu (Adam en Chava).
- God verwelkomde de mens in de tuin van Eden – Hij vertelde dat hij hen alles toevertrouwde en dat ze alle vruchten
mochten eten, maar dat ze van de boom van kennis van goed en kwaad af moesten blijven (dat waren verboden
vruchten) – als Adam en Chava toch van de boom zouden eten, zouden ze sterfelijk worden – in de tuin van Eden
stond ook nog een levensboom (als je van deze boom at, zou je onsterfelijk zijn) – over deze boom vertelde God
niets.
- Adam en Chava hadden het naar hun zin in de tuin van Eden – ze oefenden de namen van de dieren, aten vruchten
etc. – op een dag kwam de slang op Chava af (een slim beest) – de slang vroeg haar waarom ze niet mocht eten
van die ene boom – toen Chava de slang vertelde waarom dat niet mocht, ging de slang tegen haar in – volgens de
slang wilde God gewoon niet dat je evenveel kennis van goed en kwaad krijgt als hij (sterven zou je in ieder geval
niet) – Adam kwam erbij en Chava pakte een vrucht – Ze keken om zich heen (God was niet in de buurt) – Adam en
Chava namen een hap van de verboden vrucht.
- Na de hap keken Adam en Chava elkaar vol ontzetting aan (ze waren naakt en niemand mocht hen zo zien) – ze
zochten bladeren om zich te bedekken – God riep Adam bij zich – Adam schaamde zich voor God omdat hij naakt
was – omdat Adam wist dat hij naakt was, wist God dat hij van de boom van kennis van goed en kwaad had gegeten
(anders had hij het niet kunnen weten) – God was boos en teleurgesteld – God stuurde de slang weg en zei dat hij
ervoor zou zorgen dat ieder ander dier een gruwelijke hekel aan de slang zou krijgen – ook Adam en Chava stuurde
hij weg (God was bang dat ze nu van de levensboom zouden gaan eten) – God vertelde Adam en Chava dat hun
leven vanaf nu heel veel moeilijker zou worden (het zal pijnlijk zijn kinderen te krijgen, het zou hard werken zijn om
aan eten te komen, ze zouden sterven etc.) – om er zeker van te zijn dat Adam en Chava niet terug zouden komen,
zette God engelen bij de ingang.
Jodendom – de schepping – Het gaat van kwaad tot erger…
- Adam en Chava moesten hard werken op het land en kregen kinderen (Kajin en Hevel) – Kajin bebouwde het land
en Hevel hoedde de schapen – Kajin was jaloers op Hevel en daarom was er vaak ruzie – op een dag was Kajin zo
boos en jaloers op zijn jongere broer dat hij hem zo hard sloeg dat hij dood nieerviel – Gods hart brak.
- De mensen die na Adam en Chava kwamen, hadden steeds minder boodschap aan God en de schepping – de
mensen leefden erop los – God kon het niet meer aan en nam een drastisch besluit – Hij moest opnieuw beginnen
en dat betekende dat alle mensen op aarde moesten sterven.
- Noach was de enige man die beter verdiende – God zei tegen hem dat Hij een nieuwe start wilde maken en dat Hij
Noach redden zou – God gaf Noach de opdracht een flink schip te bouwen (een ark) waarop hij van elk diersoort een
mannetje en vrouwtje mee kon nemen en zijn eigen gezin – Noach deed wat God hem vroeg.
- De mensen om Noach heen reageerden bespottelijk op Noachs werkzaamheden (er was namelijk nergens geen
water te bekennen) – Noach waarschuwde de mensen en vertelde dat God boos op hen was – hij probeerde ervoor
te zorgen dat de mensen hun leven zouden beteren – het hielp niets.
- De ark was af en de eerste druppels vielen uit de lucht – Noach ging er vandoor – veertig dagen en nachten volgden
en de stormen en regenbuien vernietigden alles op aarde – er bleef niets over van de aarde die God geschapen had.
- Na veertig dagen stopte de regen en begon het water te zakken – het duurde nog maanden voor het water genoeg
gezakt was om van boord te gaan – toen God een regenboog liet zien, zei Hij tegen Noach dat Hij beloofde de aarde
nooit meer te vernietigen – God had vertrouwen in Noach en vertelde hem dat hij veel kinderen moest krijgen.
- Sindsdien verschijnt er op aarde vaker een regenboog – het is alsof God wil zeggen dat de mens zich geen zorgen
moet maken, omdat Hij zijn belofte niet vergeten is.
- Het duurde bij Noach niet lang voordat het nieuwe leven werd opgebouwd – er werden meer kinderen geboren en zo
groeide de familie uit tot een volk.
Jodendom – Avraham, Jitschak en Jaäkov – Hoe een oud omaatje toch moeder werd
- Eén van de nakomelingen van Noach was Avram – de vader van Avram besloot met zijn familie te verhuizen naar
het and Kenaän – Avram en Sarai gingen ook mee – onderweg kwamen ze langs de stad Charan – het leven was
daar goed en ddaarom besloten Avram en neef Lot daar te blijven – omdat ze hard werkten en steeds meer vee
kregen, werden ze rijk.
