100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

samenvatting bouwstenen van de biomassa - biochemie

Rating
-
Sold
-
Pages
26
Uploaded on
30-05-2023
Written in
2022/2023

samenvatting bouwstenen van de biomassa - biochemie

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
May 30, 2023
Number of pages
26
Written in
2022/2023
Type
Summary

Subjects

Content preview

Bouwstenen vd biomassa: biochemie
Hf 1: inleiding tot de biochemie
Biomoleculen
Kunnen ingedeeld worden in 4 klassen: eiwitten, koolhydraten,
nucleïnezuren en lipiden. Het zijn allemaal C-verbindingen met variëteit
aan functionele groep.
C kan 4 stabiele covalente bindingen aangaan  C-C-ketens maar ook
stabiele heteronucleaire verbindingen:
 C-N-C in proteïnen
 C-O-C in koolhydraten
 C-O-P-O-C in nucleïnezuren

Bouwstenen van macromoleculen
4 grote groepen biomoleculen kunnen opgesplitst worden in:
 3 groepen macromoleculen: grote moleculen, lange polymeren samengesteld uit
eenvoudige bouwstenen  monomeren of residu’s, kunnen onderverdeeld worden
in:
o Aminozuren Elke groep heeft verschillende leden met
o Koolhydraten gemeenschappelijke en een # verschillende
o Nucleotiden eigenschappen
 Lipiden

Naast 4 grote groepen biomoleculen zijn er nog veel andere organische verbindingen en
componenten:
 Componenten waarvan samenstelling in cel is universeel  metabolieten
 Componenten die zeer karakteristiek zijn  secundaire metabolieten

Aminozuren
= bouwstenen voor proteïnen  bevatten centraal C-atoom met daarop
amino-functie, zuurfunctie en zijketen. De functionele groepen zijn
geïoniseerd  in totaal zijn ze niet geladen, ondanks geladen groepen =
zwitterion. Verschil in AZ zit in 4e substituent op C.

Monosachariden
= bouwstenen van polysachariden of koolhydraten. Ze hebben
standaardformule: (CH2O)n  glucose C6H12O6
Er zijn vaak substituenten aanwezig op de OH-groepen. De ringstructuur en
andere OH-groepen zorgen voor de herkenbaarheid vd molecule.




35

,Nucleotiden
= bouwstenen van nucleïnezuren. Ze bestaan uit 3 componenten:
 Monosacharide met 5 C-atomen: ribose of deoxyribose.
 N-bevattende ringstructuur = base
 1 of meerdere fosfaatgroepen
Bv. ATP of adenosinetrifosfaat.

Biologische polymeren
Macromoleculen = opgebouwd uit monomeren of residuen = beperkt # bouwstenen, maar
kan op verschillende manieren gecombineerd worden  grote variatie aan grotere
structuren = voordeel: beperkt # bouwstenen volstaat om te overleven.

Eiwitten
Eiwitten, proteïnen of polypeptiden = polymeren van AZ. Er zijn 20 verschillende AZ die in
proteïnen ingebouwd kunnen worden = proteïnogene aminozuren.
Ze kunnen tot 100’en AZ bevatten  veel combinaties mogelijk uit die 20 AZ. Zijketens van
AZ hebben elk specifieke chemische karakteristieken. Grote variatie in AZ-samenstelling in
proteïnen = weerspiegeld in grote variatie aan grootte, vorm en chemische eigenschappen
 invloed op 3D-structuur en functie.
Eiwitten = groep van biomoleculen met grootste structurele variabiliteit.

Polysachariden
= polymeren opgebouwd uit monosachariden. Vaak zijn het homogene polymeren die
samengesteld zijn uit 1 of beperkt # types monosachariden  enige biopolymeren met
vertakte structuren.
Door homogene samenstelling  beperkt # mogelijke vormen en functies. Voornaamste
functies: stockage moleculen voor cellulaire energie en verlenen van structurele steun.

Nucleïnezuren
= polymeren van nucleotiden. Er zijn 2 groepen: DNA = deoxyribonucleïnezuur en RNA =
ribonucleïnezuur. Het verschil tussen beide = ribose  2-deoxyribose bij DNA en ribose bij
RNA  DNA heeft O minder.
Verder zijn er slechts 5 bouwstenen, ze zijn genoemd naar base aanwezig in nucleotide: A, G,
C, T en U  zorgt voor uniformere structuur in vgl. met eiwitten. DNA komt voor als
helixstructuur, RNA als compacte globulair opgevouwen structuur.
Voornaamste functie = dragen van genetische informatie.




Lipiden
= 4e groep van biomoleculen  geen macromolecule, vormen geen polymeren, wel vormen
ze door hydrofobe interacties complexe aggregaten.
Er is geen algemene structuurformule  ze hebben wel een gemeenschappelijk kenmerk =
zeer lage oplosbaarheid in water.
Lipiden = deel vd membranen en voorzien in opslag van energie.



36

, 3D-structuur
Wordt bepaald door conformatie en configuratie.
Moleculen met verschillende conformatie  verschillende ruimtelijke ordening.
Verschillende vormen kunnen in elkaar omgezet worden zonder verbreken vd cov bindingen.
Moleculen met verschillende configuratie  zelfde chemische formule, maar omzetting
tussen verschillende vormen is niet meer mogelijk  hebben dubbele en drievoudige
bindingen.
Interacties tussen biomoleculen = stereospecifiek  3D-structuur is cruciaal. Betrokkenheid
van enzymen bij biochemische reacties ligt aan basis vd isomeren. Enzymen maken
onderscheid tussen verschillende isomeren.

Hf 2: lipiden
Inleiding
Vetten en oliën = vorm van energieopslag in alle levende organismen. Het zijn afgeleiden van
vetzuren. Vrije vetzuren, triacylglycerolen en wassen = voornaamste vormen  sterk
gereduceerde verbindingen. Cellulaire oxidatie van vetzuren tot CO2 en H2O = sterk
exergonische reactie  levert meer energie op dan dat oxidatie vd minder gereduceerde
koolhydraten.

Lipiden als opslagmoleculen
Vetzuren
= carboxylzuren met lange C-ketens. Biologische vetzuren  vertakt, wel kunnen ze verzadigt
(geen dubbele bindingen) of onverzadigd zijn (met dubbele of drievoudige bindingen). In
veresterde vorm in triglyceriden  belangrijke opslagmoleculen, veresterd in fosfolipiden =
bouwsteen van membraanlipiden.
In planten en dieren zijn C-ketens met 16 en 18 C-atomen het meest voorkomend. Synthese
van vetzuren gebeurt door opeenvolgende condensatie van acetyl-eenheden (2 C-
fragmenten)  vetzuren hebben een even aantal C’s.
Dubbele binding in enkelvoudig onverzadigde vetzuren zit meestal na C9, bij meervoudig
onverzadigde vetzuren bevindt het zich na C12 en C15. Dubbele bindingen zijn meestal
gescheiden door methylgroep  geen geconjugeerde dubbele bindingen. De dubbele
binding neemt meestal de Z-configuratie aan  cis-configuratie. Transvetzuren worden
gevormd bij fermentatie van dierlijke vetzuren.

Systematische naamgeving
Nummering start aan carboxyl-C-atoom = C1. Het -C-atoom = het volgende C-atoom. -C-
atoom = laatste in de keten. Dubbele bindingen  nummer van C-atoom waarna dubbele
binding zich bevindt te vermelden voor de naam.
 Eerste deel  hoe lang de C-keten is
 Laatste deel  -zuur  carboxylzuurmolecule
 Middendeel  info over dubbele bindingen
 -aan = verzadigde vetzuren  geen dubbele bindingen
 -een = aanwezigheid van 1 dubbele binding
 Di-, tri-, tetra- voor ‘-een’  meerdere dubbele bindingen aanwezig
 Voor naamgeving wordt positie vd dubbele binding weergegeven.



37

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
Rubyrups Hogeschool Gent
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
13
Member since
2 year
Number of followers
3
Documents
24
Last sold
5 days ago

3.0

1 reviews

5
0
4
0
3
1
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions