Vensters
1. Datavenster: hier staan alle gegevens. Deze kunnen hier worden
ingevoerd/geopend en bestaat uit 2 tabbladen:
- Data view: scores op variabelen uit dataset
- Variable view: kenmerken van alle variabelen in dataset (bv. naam)
2. Output venster: hier staan alle resultaten van wat je met je data doet. Het
resultaat van de opdracht en SPSS-commando komt in output te staan
In een rij staan scores van 1 respondent van alle variabelen
In een kolom zijn scores van alle respondenten opgenomen van
1 variabele (bv administratienummers).
Score: zowel numerieke waarde (bv cijfer) als categorie in de vorm
van tekst (bv naam)
Vanwege de privacy worden namen in SPSS weggelaten
Variabelen
1. Numerieke variabelen: bevat alleen getallen
Vanwege de efficiëntie wordt dit vaker gebruikt, zoals in dit vb
2. Alfanumerieke variabelen: kunnen zowel letters als getallen bevatten
Tip: maak variabele naam niet te lang, zodat gegevens overzichtelijk blijven
Om extra informatie over variabele weer te geven, kan aan iedere variabele een
‘variabele label’ (langere omschrijving) worden meegegeven
Dmv ‘value labels’ kan voor iedere categorische variabele opgegeven worden wat
iedere categorie betekent
Invullen gegevens variabele view
Als voorbeeld worden de gegevens uit de foto’s hierboven gebruikt
1. Klik met de muis in de cel in rij 1 onder de kolom ‘name’. Nu kun je de naam
intypen die je aan variabele (bv. administratienummer) wilt geven
Tip: gebruik afkortingen, zodat de variabelenaam niet te lang wordt (bv. anr)
Als je op enter drukt, verschijnen er standaard instellingen in de andere
kolommen van rij 1
2. Klik met je muis onder de kolom type: hier geef je aan hoe je het type
variabele wilt definiëren (voor administratienummer gebruik je numeric)
- Numeric: numeriek/getallen
- String: letters (bv namen)
Als je het standaard variable type wilt wijzigen druk je op het woord ‘numeric’
en vervolgens op de 3 puntjes
3. Daarnaast geef je aan hoeveel posities de scores op variabele innemen
(width) en hoeveel decimalen ze hebben (decimal places)
Gebruik niet meer decimaalplaatsen dan nodig
Tip: je kunt dit makkelijk wijzigen door op 3 puntjes van type te klikken
Voor administratienummer: width 6, decimal places 0
Voor cijfers: width 4 (want bij een 10 zijn dat 4 plaatsen incl. punt) en decimal
places 1