Intentionaliteit: ‘Beleid is willens en wetens handelen’ (p15)
Definitie: ‘beleid is het streven naar het bereiken van bepaalde doeleinden met bepaalde middelen
en bepaalde tijdskeuzes’
Twee gezichten van beleid:
Bestuurskundige: samenstel doelen-middelen-tijdskeuzen
Politicologische: antwoorden op problemen
Probleem: een verschil tussen een maatstaf, zoals een beginsel of norm, en een voorstelling van een
bestaande of verwachte situatie. (p18)
Uitdaging:
- Mensen hanteren verschillende normen;
- Objectieve werkelijkheid wordt anders ervaren;
- Mensen zijn het niet eens over welke problemen tot de politiek (moeten) horen
Beleidswetenschap:
Beleidskunde/beleidswetenschap: ‘Bestudeert de inhoud, processen en effecten van beleid in hun
politieke en maatschappelijke omgeving’ (p.16)
Microbenadering: individuen en kleine groepen staan centraal in het beleid
Mesobenadering: grote groepen en organisaties staan centraal in het beleid
Politicologie: ‘De sociale wetenschap die zich bezighoudt met de principes, instellingen en
handelswijzen van de politiek en regering, inclusief het politieke gedrag van individuen en
organisaties’
Focus op overheidsbeleid:
- Samenspel met bedrijven – burgers – maatschappelijke organisaties
- Analyseren en oplossen van sociale problemen!
- Een probleem wordt een beleidsprobleem als het op de agenda van de overheid of
beleidsvoeder komt
Beleidsinhoud
Grondstructuur van beleid:
- Denken in doelen en middelen (finaal denken)
- Planmatig handelen: ‘georganiseerde sociale beheersing’ (p.17)
- Tijdsvolgorde: handeling X heeft resultaat Y binnen tijd T
Kernbegrippen:
Beleidsproblemen: verschil tussen maat/norm en bestaande situatie
Beleidsdoelen: oplossing probleem / komen tot gewenste resultaten (uitkomsten)
Beleidsinstrumenten: middelen om doelen te bereiken
Beleidseffecten: (bedoelde of onbedoelde) gevolgen van het beleid (effectief beleid is doeltreffend) •
Beleidsveld: deel maatschappij waarop het beleid zich richt
Beleidsvoerders: de betrokken actoren die het beleid een rol spelen
,Veronderstellingen kunnen 3 verschillende relaties betreffen:
Relaties tussen doeleinden en middelen (finale relaties)
Relaties tussen oorzaken en gevolgen (causale relaties)
Relaties tussen waarden en normen (normatieve relaties)
Beleidsproces: zes stappen beleidscyclus
Beleidsproces
Procesbenadering vs. institutionele benadering
Institutionele benadering: beleid is gevormd door bepaalde gestolde regels, praktijken en instituties.
Succesvol beleid is beleid dat voldoet aan en aansluit bij de gegroeide praktijken of deze juist weet te
doorbreken.
Beleidsproces bestaat uit deelprocessen
Wisselwerking (wederzijds beïnvloeding) tussen factoren en
actoren
Deelprocessen:
1. Agendavorming: ‘het proces waardoor problemen de aandacht van publiek en
beleidsbepalers krijgen’
2. Voorbereiding: ‘uitdenken, formuleren en toelichten van een te voeren beleid’
3. Bepaling: beslissen over de ‘doeleinden, middelen en tijdsstippen’
4. Invoering/uitvoering: ’toepassen van de gekozen middelen voor de gekozen doelen’
5. Naleving en handhaving: ’de zorg dat vastgestelde regels worden nageleefd’
6. Evaluatie: beoordelen inhoud, proces en effecten van het beleid.
Beleid binnen het politieke systeem:
Politiekesysteemmodel (Easton): Algemene theorie over politiek, toepasbaar op alle politieke
systemen.
, Politieke systeem: geheel van opvattingen, gedragingen en posities die tot doel hebben de inhoud,
processen en effecten van overheidsbeleid te beïnvloeden.
Van aanvoer (steun en eisen) naar omzetting naar afvoer (overheidsbeleid)
Beleidseffecten:
Gevolgen van overheidsbeleid, enkele vragen:
- Doelbereiking, zijn de doelen behaald?
- Doeltreffendheid (effectiviteit), in hoeverre zijn de doelen behaald door het beleid?
- Neveneffecten, wat zijn de bijwerkingen?
- Doelmatigheid(efficiency), wat is de verhouding tussen de kosten/middelen en de
baten/doelen?
- Rechtmatigheid, correcte wettelijke toepassing beleid?
- Legitimiteit, mate van steun betrokkenen?
Trends, ontwikkelingen:
Rationalisering: Doelmatiger en doeltreffender beleid
Democratisering: Groeiende betrokkenheid van betrokkenen om beleid te beïnvloedden
Differentiatie: Toename verschillende doelen en middelen
Integratie: Afstemming en bundeling van beleid
Fundamentele politieke waarden: vrijheid, gelijkheid, solidariteit en verdraagzaamheid