SCHEIKUNDE SMV H12 – 5H
3 belangrijke voedingstoffen om in leven te blijven:
- Koolhydraten
- Vetten
- eiwitten
12.1 Fotosynthese: 6 CO2 (g) + 6 H2O (l) C6H12O6 (aq) + 6 O2 (g)
verloopt onder invloed van licht, dat wordt omgezet in chemische energie (komt later vrij)
Koolhydraten: koolstofverbindingen, die ook wel sachariden of suikers worden genoemd en
gevormd worden bij fotosynthese in planten > want glucose is een koolhydraat
algemene formule: CnH2mOm
dient als: vooral brandstof, ook bouwstof
1. Monosachariden: ringvormige moleculen met 5 of 6 C-atomen, met per C-atoom een OH-
groep. (en ook nog een H)
goed oplosbaar in water, doordat OH-groepen H-bruggen vormen met water
hoog kookpunt, doordat er H-bruggen gevormd kunnen worden, en suiker (s) is
vb: glucose
2. Disachariden: suiker die opgebouwd is uit moleculen met 2 ringvormen
kan ontstaan door condensatiereactie van 2 monosacharide, waarbij water ontstaat
vb: sacharose
3. Polysachariden: zijn polymeren van monosacharidenmoleculen (monomeren)
ontstaat door condensatiereactie, waarbij dus water ontstaat:
n C6H12O6 (C6H10O5)n + n H2O
vb: van biopolymeren van glucose zijn zetmeel, glycogeen en cellulose (onafbreekbaar)
Functie van koolhydraten in het lichaam: Om koolhydraten te kunnen gebruiken voor onze
energieproductie, moeten di en polysacharide eerst afgebroken worden tot monosachariden.
1. Dit gebeurt mbv biokatalysatoren (enzymen) dmv hydrolyse:
(C6H10O5)n + n H2O n C6H12O6 (glucose en fructose)
2. Monosachariden worden via darmwand opgenomen in bloed
3. Deel van moleculen worden naar lichaamscellen getransporteerd = verband =energie
C6H12O6 (aq) + 6 O2 (g) 6 CO2 (g) + 6 H2O (l)
4. Deel van deze moleculen die niet direct nodig zijn worden omgezet in glycogeen en
opgeslagen in cellen van lever en spieren > voor als er snel behoefte is aan energie
5. Overtollige suikers worden omgezet in vet
Cellulose is een bouwstof van planten en bomen, kan niet verbroken worden door mens
Alle sachariden vallen onder ‘koolhydraten’, maar alleen mono en disachariden vallen onder
‘suikers’
Structuurformules koolhydraten:
elke hoek in een ringvormig molecuul is een C-atoom
teken de structuurformules uit binas helemaal uit > met C en H
golflijntje geef je aleen aan uiteinde keten weer (‘hij loopt door’)
je moet reactie van mono tot disacharide in structuurformules kunnen geven
je moet reactie van mono tot polysacharide in molecuulformules kunnen geven > met n!
bij condensatiereactie: H2O breekt binding tussen monomeren: H van H2O gaat aan de
O en OH van H2O gaat aan C = aan elkaar verbonden door invoegen van H2O
12.2 Vetten:
dient als: reservestof, bouwstof en als reservebrandstof: geen koolhydraten = verbranden
Vetten en oliën: Zijn tri-esters van glycerol (een alcohol met 3 OH groepen), en vetzuren
(carbonzuren met lange C-ketens)
gevormd door condensatiereactie tussen glycerol en vetzuren
niet goed oplosbaar = hydrofoob
er kunnen 2 of 3 verschillende veresterde vetzuren in een vet- of oliemolecuul voorkomen
Verzadigde vetzuren = tri-ester is vet = sterke vdw-binding = vast bij kamertemperatuur
Onverzadigde vetzuren = tri-ester is olie = zwakke vdw-binding = vloeibaar bij kamertemperatuur
olie bevat dus altijd 1 of meer dubbele bindingen per vetzuurmolecuul = onverzadigd
Hydrolyse: treedt op als een olie of vet langdurig wordt verhit in aanwezigheid van water = tri-
ester valt uiteen in glycerol en 1 of meer vetzuren
1
3 belangrijke voedingstoffen om in leven te blijven:
- Koolhydraten
- Vetten
- eiwitten
12.1 Fotosynthese: 6 CO2 (g) + 6 H2O (l) C6H12O6 (aq) + 6 O2 (g)
verloopt onder invloed van licht, dat wordt omgezet in chemische energie (komt later vrij)
Koolhydraten: koolstofverbindingen, die ook wel sachariden of suikers worden genoemd en
gevormd worden bij fotosynthese in planten > want glucose is een koolhydraat
algemene formule: CnH2mOm
dient als: vooral brandstof, ook bouwstof
1. Monosachariden: ringvormige moleculen met 5 of 6 C-atomen, met per C-atoom een OH-
groep. (en ook nog een H)
goed oplosbaar in water, doordat OH-groepen H-bruggen vormen met water
hoog kookpunt, doordat er H-bruggen gevormd kunnen worden, en suiker (s) is
vb: glucose
2. Disachariden: suiker die opgebouwd is uit moleculen met 2 ringvormen
kan ontstaan door condensatiereactie van 2 monosacharide, waarbij water ontstaat
vb: sacharose
3. Polysachariden: zijn polymeren van monosacharidenmoleculen (monomeren)
ontstaat door condensatiereactie, waarbij dus water ontstaat:
n C6H12O6 (C6H10O5)n + n H2O
vb: van biopolymeren van glucose zijn zetmeel, glycogeen en cellulose (onafbreekbaar)
Functie van koolhydraten in het lichaam: Om koolhydraten te kunnen gebruiken voor onze
energieproductie, moeten di en polysacharide eerst afgebroken worden tot monosachariden.
1. Dit gebeurt mbv biokatalysatoren (enzymen) dmv hydrolyse:
(C6H10O5)n + n H2O n C6H12O6 (glucose en fructose)
2. Monosachariden worden via darmwand opgenomen in bloed
3. Deel van moleculen worden naar lichaamscellen getransporteerd = verband =energie
C6H12O6 (aq) + 6 O2 (g) 6 CO2 (g) + 6 H2O (l)
4. Deel van deze moleculen die niet direct nodig zijn worden omgezet in glycogeen en
opgeslagen in cellen van lever en spieren > voor als er snel behoefte is aan energie
5. Overtollige suikers worden omgezet in vet
Cellulose is een bouwstof van planten en bomen, kan niet verbroken worden door mens
Alle sachariden vallen onder ‘koolhydraten’, maar alleen mono en disachariden vallen onder
‘suikers’
Structuurformules koolhydraten:
elke hoek in een ringvormig molecuul is een C-atoom
teken de structuurformules uit binas helemaal uit > met C en H
golflijntje geef je aleen aan uiteinde keten weer (‘hij loopt door’)
je moet reactie van mono tot disacharide in structuurformules kunnen geven
je moet reactie van mono tot polysacharide in molecuulformules kunnen geven > met n!
bij condensatiereactie: H2O breekt binding tussen monomeren: H van H2O gaat aan de
O en OH van H2O gaat aan C = aan elkaar verbonden door invoegen van H2O
12.2 Vetten:
dient als: reservestof, bouwstof en als reservebrandstof: geen koolhydraten = verbranden
Vetten en oliën: Zijn tri-esters van glycerol (een alcohol met 3 OH groepen), en vetzuren
(carbonzuren met lange C-ketens)
gevormd door condensatiereactie tussen glycerol en vetzuren
niet goed oplosbaar = hydrofoob
er kunnen 2 of 3 verschillende veresterde vetzuren in een vet- of oliemolecuul voorkomen
Verzadigde vetzuren = tri-ester is vet = sterke vdw-binding = vast bij kamertemperatuur
Onverzadigde vetzuren = tri-ester is olie = zwakke vdw-binding = vloeibaar bij kamertemperatuur
olie bevat dus altijd 1 of meer dubbele bindingen per vetzuurmolecuul = onverzadigd
Hydrolyse: treedt op als een olie of vet langdurig wordt verhit in aanwezigheid van water = tri-
ester valt uiteen in glycerol en 1 of meer vetzuren
1