2023
Inhoudsopgave
I. INLEIDING .................................................................................................................................... 3
A. BEGRIP EN GRONDSLAGEN ................................................................................................................. 3
B. HISTORISCHE WORTELS ..................................................................................................................... 3
C. DE INBEDDING VAN HET ARBEIDSRECHT IN HET SOCIAAL RECHT .................................................................. 4
D. INBEDDING VAN HET ARBEIDSRECHT IN HET BURGERLIJK RECHT .................................................................. 4
E. BRONNEN VAN HET ARBEIDSRECHT ...................................................................................................... 4
F. HANDHAVING ................................................................................................................................. 5
II. DE ARBEIDSOVEREENKOMST....................................................................................................... 6
A. BEGRIP ARBEIDSOVEREENKOMST ........................................................................................................ 6
B. GEZAG EN DE AARD VAN DE ARBEIDSRELATIE ......................................................................................... 6
C. SOORTEN ARBEIDSOVEREENKOMSTEN VOLGENS DE AARD VAN HET WERK ..................................................... 8
D. SOORTEN ARBEIDSOVEREENKOMSTEN NAARGELANG DE DUUR................................................................... 9
E. SOORTEN ARBEIDSOVEREENKOMSTEN NAARGELANG DE OMVANG VAN DE ARBEIDSTIJD ................................. 11
F. AANGAAN VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST ........................................................................................ 12
G. INFORMATIE OVER DE ARBEIDSRELATIE EN BEWIJS................................................................................. 14
H. TRIANGULAIRE ARBEIDSRELATIES: UITZENDARBEID EN TERBESCHIKKINGSTELLING ......................................... 14
I. OVERGANG NAAR EEN ANDERE VORM VAN WERK .................................................................................. 18
III. ARBEIDSVOORWAARDEN ......................................................................................................... 19
A. ALGEMEEN .................................................................................................................................. 19
B. RECHTEN EN PLICHTEN VOORTVLOEIEND UIT BEDINGEN IN DE ARBEIDSOVEREENKOMST ................................. 19
C. RECHTEN EN PLICHTEN VOORTVLOEIEND UIT DE ARBEIDSOVEREENKOMSTENWET ......................................... 19
D. RECHTEN EN PLICHTEN VOORTVLOEIEND UIT DE ARBEIDSREGLEMENTERING ................................................ 26
IV. BEËINDIGING ........................................................................................................................... 33
A. INLEIDING .................................................................................................................................... 33
B. EENHEIDSSTATUUT ARBEIDER-BEDIENDE ............................................................................................. 33
C. OPZEGGING .................................................................................................................................. 34
D. ONTSLAG WEGENS DRINGENDE REDEN ............................................................................................... 36
E. ONTSLAGMOTIVERING .................................................................................................................... 37
F. IMPLICIET ONTSLAG EN EENZIJDIGE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN ........................................... 38
V. COLLECTIEF ARBEIDSRECHT ....................................................................................................... 39
A. INLEIDING .................................................................................................................................... 39
B. VRIJHEID VAN VAKVERENIGING ......................................................................................................... 39
C. NATIONALE ARBEIDSRAAD............................................................................................................... 40
1
,D. PARITAIRE COMITÉS ....................................................................................................................... 41
E. REGIONAAL EN EUROPEES OVERLEG ................................................................................................... 41
F. DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST ........................................................................................... 42
G. ONDERNEMINGSRAAD.................................................................................................................... 44
H. COMITÉ VOOR PREVENTIE EN BESCHERMING OP HET WERK ..................................................................... 45
I. DE VAKBONDSAFVAARDIGING ........................................................................................................... 45
J. COLLECTIEVE CONFLICTEN ................................................................................................................. 45
K. HERSTRUCTURERING ...................................................................................................................... 47
2
,I. Inleiding
A. Begrip en grondslagen
Begrip
• Traditioneel: recht van toepassing op arbeidsprestaties geleverd in ondergeschikt verband
• Ruimer: rechtsregels met betrekking tot verrichten van arbeid op de arbeidsmarkt met tot
doel de menselijke waardigheid en sociale rechtvaardigheid te bevorderen
• Dubbele ongelijkheid
o Feitelijke ongelijkheid = marktongelijkheid; ongelijke onderhandelingspositie van
werknemer en werkgever bij het aangaan van de arbeidsOK
o Juridische ongelijkheid = werknemer bevindt zich in juridische ondergeschiktheid
t.o.v. werkgever
Functies van arbeidsrecht
• Vormen van een tegengewicht
o Superieure positie werkgever milderen
o Bescherming van de werknemer
• Belangen van de werkgever waarborgen
o Idem belang arbeidsmarkt
B. Historische wortels
Historisch
• Oorsprong: Franse revolutie
o Vrijheid van nijverheid en arbeid
o 1791: verbod van gilden (Decreet d’Allarde) + verbod op vrije vakvereniging (Wet
Le Chapelier)
• Code Civil
o Arbeidsrelatie = “huur van werk”
o O.b.v. gelijkheid van partijen en wilsautonomie burgerlijke recht
à onvoldoende: vaak onevenwichtige contractsvoorwaarden
• Eerste arbeidsrechtelijke wetgeving
o Economische crisis: vele stakingen (de Sociale Kwestie)
o 1 mei 1884: vakbondsactie voor 40-urenweek tegen 1 mei 1886
à referentiedatum Dag van de Arbeid
• 20 eeuw
ste
o Begin 20ste eeuw: Arbeidsongevallenwet
o 1936: grote stakingsacties à nationaal akkoord tussen vakbonden, werkgevers en
regering
§ Collectief overleg
§ Mutualiteiten en werkloosheidskassen
o Sociaal Pact 1944: solidariteit en stabiliteit
§ Basis voor collectieve arbeidsverhoudingen
o 1978: Arbeidsovereenkomstenwet
• Europa
3
, o Verdrag van Rome (EU): economische integratie
o Sociaal hoofdstuk in VWEU (art. 151 e.v.)
o Europese Pijler van Sociale Rechten
• Heden
o 2022: arbeidsdeal
§ Betere combinatie tussen werk en privéleven
§ Mogelijkheid vierdagen werkweek
§ Opleidingsrecht
§ …
C. De inbedding van het arbeidsrecht in het sociaal recht
Arbeidsrecht is sociaal recht
• Oorsprong: de ‘sociale’ kwestie
• Sociaal recht = arbeidsrecht + sociale zekerheidsrecht
D. Inbedding van het arbeidsrecht in het burgerlijk recht
Arbeidsrecht is burgerlijk recht
• Arbeidsrecht is lex specialis
o Autonoom rechtsgebied
• BW als lex generalis
• Notie ‘werkdag’
o BW: zaterdag ≠ werkdag
o Arbeidsrecht: zaterdag = werkdag
E. Bronnen van het arbeidsrecht
Algemeen
• Wetgeving
• Arbeidsovereenkomsten
o Mondeling of schriftelijk
• Bijzondere rechtsbronnen
o Collectieve arbeidsovereenkomsten
o Arbeidsreglement
o Gebruik
• Géén gunstigheidsbeginsel
o Hogere rechtsbron gaat steeds voor, zelfs indien gunstigere regeling voor
werknemer!
o UITZ AOW: art. 6 AOW
Hiërarchie van de rechtsbronnen
1. Dwingende wetsbepalingen
2. Algemeen verbindend verklaarde CAO’s
a. Nationale Arbeidsraad
b. Paritair comité
4
, c. Paritair subcomité
3. Niet algemeen verbindend verklaarde CAO, wel ondertekend door werkgever
a. Nationale Arbeidsraad
b. Paritair comité
c. Paritair subcomité
4. Geschreven individuele overeenkomst
5. Niet algemeen verbindend verklaarde CAO, niet ondertekend door werkgever
6. Arbeidsreglement
7. Aanvullende wetsbepalingen
8. Mondelinge individuele overeenkomst
9. Gebruik
Meergelaagdheid
• Regionale bevoegdheden
o Gemeenschappen: professionele vorming en opleiding; gebruik der talen
o Gewesten: tewerkstellingsbeleid en -programma’s, arbeidsbemiddeling,
doelgroepenbeleid, toepassing van reglementering buitenlandse uitzendkrachten
• Internationale bronnen
o Internationale Arbeidsorganisatie
o Raad van Europa
§ EVRM
§ ESH
o VN-verdragen (sociale grondrechten)
§ UVRM
§ IVESCR
o Europese Unie
§ VWEU
F. Handhaving
Handhaving
• Arbeidsinspectie / sociale inspectie
o Federaal en regionaal
• Hoven en rechtbanken
o Arbeidsrechtbank
§ Beroepsmagistraat + 2 lekenrechters in sociale zaken
o Arbeidshof
§ Samenstelling idem arbeidsrechtbank
• Sociaal strafwetboek
5
, II. De arbeidsovereenkomst
A. Begrip arbeidsovereenkomst
De arbeidsovereenkomst
• Arbeidsovereenkomst = OK waarbij een werknemer zich verbindt om, tegen loon, onder
gezag van een werkgever arbeid te verrichten
o 4 wezenselementen
1. Overeenkomst
§ Beheerst door burgerlijk recht
à private sector (géén statutaire tewerkstelling = ambtenaren)
2. Loon
§ Vergoeding, honorarium e.d.
§ Gratis? à “Vrijwilliger”, maar betekent niet dat men volledig aan
arbeidsrecht ontsnapt
3. Arbeid
§ In principe elke soort arbeid
4. Gezag
§ Gezagsuitoefening door de WG
≠ per se door WG in hoogst eigen persoon; kan ook door lasthebber
= feitenkwestie
§ “Ondergeschikt verband”
§ Indien geen gezag à aannemingsOK (art. 1787 e.v. BW)
o Werknemer: NP
o Werkgever: NP of RP
B. Gezag en de aard van de arbeidsrelatie
Algemeen
• Feitelijke beoordeling o.b.v. criteria: controle, aanwezigheid van bevelen, werkrooster,
vergoedingswijze, concurrentiebeding, …
• Gezag = recht van WG om bevelen te geven en controle uit te oefenen
= juridische afhankelijkheid ≠ economische afhankelijkheid
o Op permanente wijze
• WN kan nog steeds autonomie hebben
o Maar: volledig zelf arbeid organiseren = zelfstandige!
à probleem: schijnzelfstandigen
• Belang van de aan- of afwezigheid van gezag
o Principieel belang: gezag à arbeidsrecht toepasselijk = dwingend recht
o Praktisch belang: verschil tss zelfstandigen en WN
Kwalificatievraagstuk in de cassatierechtspraak
• HvC: 2 strekkingen
o Eerste strekking: realiteit > kwalificatie door partijen
§ Zie geval LEEKENS
o Tweede strekking: kwalificatie door partijen (voor zover nauwkeurig) > realiteit
6