H3. BEHAVIORISME
1. TYPERING V H BEHAVIORISME
Behavior = gedrag
Focus op G van (zichtbaar) Gedrag
1.1 BASISUITGANGSPUNTEN
1. Objectiviteit
a. Waarneembaar gedrag
2. Leerprocessen verklaren gedrag
a. Aangeleerd gedrag
b. Periferalisme: factoren buiten individu verklaren gedrag
3. Mensen = dieren
a. Dezelfde leerprocessen
b. Gebruik v resultaten uit dierenexperimenten
4. Tabula rasa: kind komt onbeschreven op wereld
a. Al het gedrag wordt aangeleerd
5. Complex gedrag kan opgeknipt worden in kleine stukjes
1.2 MENSBEELD
17
, Periferalisme: omgeving stuurt gedrag door leerprocessen
Alles verklaart door cirkelredeneringen
Iedereen komt blanco ter wereld -> alle vaardigheden zijn aangeleerd
Mensen worden ingekleurd door omgevingsinvloeden
Watson: ‘kind kan alles worden’ (= optimistisch!)
Leerprocessen mens = leerprocessen dier
Geschiedenisloosheid v persoon: persoon wordt beïnvloedt in en door ‘hier en nu’
Leerprocessen kinderen = leerprocessen volwassenen
1.3 INDELING
Mechanistisch: gedrag ontleden in kleine stukjes -> lineaire causaliteit (dominante visie)
Organistisch: interacties tss organisme en omgeving (Skinner) -> circulaire causaliteit
Psychisch: aandacht voor gedrag, biologische aanleg en sociale invloed wordt verwaarloosd
2. LEERPROCESSEN
Leerprocessen zijn hiërarchisch en evolutionair geordend
Hoe lager organisme op ladder, hoe simpeler het gedrag en de leerprocessen
Hiërarchie
o Gewenningsleren (habituatie) en sensitisatie (laagste)
o Associatieleren (zowel klassiek als operant conditioneren)
o Cognitief/symbolisch leren (hoogste)
Stimulus (S) – Respons (R) leren = basis v elk leerproces!
2.1 HABITUATIE
Habituatie: wanneer men constant een bepaalde prikkel opvangt en leert niet meer op deze prikkel te
reageren (vb. koffiegeur in huis, na # uur ruik je dit niet meer)
Aangeboren mogelijkheid
Mate v habituatie verschilt/persoon
Sensitisatie: verschijnsel waarbij een lichte variant v d oorspronkelijke prikkel dezelfde angst uitlokt
18
1. TYPERING V H BEHAVIORISME
Behavior = gedrag
Focus op G van (zichtbaar) Gedrag
1.1 BASISUITGANGSPUNTEN
1. Objectiviteit
a. Waarneembaar gedrag
2. Leerprocessen verklaren gedrag
a. Aangeleerd gedrag
b. Periferalisme: factoren buiten individu verklaren gedrag
3. Mensen = dieren
a. Dezelfde leerprocessen
b. Gebruik v resultaten uit dierenexperimenten
4. Tabula rasa: kind komt onbeschreven op wereld
a. Al het gedrag wordt aangeleerd
5. Complex gedrag kan opgeknipt worden in kleine stukjes
1.2 MENSBEELD
17
, Periferalisme: omgeving stuurt gedrag door leerprocessen
Alles verklaart door cirkelredeneringen
Iedereen komt blanco ter wereld -> alle vaardigheden zijn aangeleerd
Mensen worden ingekleurd door omgevingsinvloeden
Watson: ‘kind kan alles worden’ (= optimistisch!)
Leerprocessen mens = leerprocessen dier
Geschiedenisloosheid v persoon: persoon wordt beïnvloedt in en door ‘hier en nu’
Leerprocessen kinderen = leerprocessen volwassenen
1.3 INDELING
Mechanistisch: gedrag ontleden in kleine stukjes -> lineaire causaliteit (dominante visie)
Organistisch: interacties tss organisme en omgeving (Skinner) -> circulaire causaliteit
Psychisch: aandacht voor gedrag, biologische aanleg en sociale invloed wordt verwaarloosd
2. LEERPROCESSEN
Leerprocessen zijn hiërarchisch en evolutionair geordend
Hoe lager organisme op ladder, hoe simpeler het gedrag en de leerprocessen
Hiërarchie
o Gewenningsleren (habituatie) en sensitisatie (laagste)
o Associatieleren (zowel klassiek als operant conditioneren)
o Cognitief/symbolisch leren (hoogste)
Stimulus (S) – Respons (R) leren = basis v elk leerproces!
2.1 HABITUATIE
Habituatie: wanneer men constant een bepaalde prikkel opvangt en leert niet meer op deze prikkel te
reageren (vb. koffiegeur in huis, na # uur ruik je dit niet meer)
Aangeboren mogelijkheid
Mate v habituatie verschilt/persoon
Sensitisatie: verschijnsel waarbij een lichte variant v d oorspronkelijke prikkel dezelfde angst uitlokt
18