Samenvatting:
Handboek voor leraren: pp. 431-446
De doelgroep:
bbl of bol-opleiding (meer informatie verderop).
Niveau 1, 2, 3 of 4?
Ouderen die herkwalificeren of
of cursisten die cursus vanuit hun werk/beroep volgen.
Jongere mbo’ers vormen vaak subgroep.
-Ze leren van elkaar; o.a. wat wordt geaccepteerd wat niet, ben ik aantrekkelijk enz.
-Zien elkaar ook buiten school.
-Communiceren onderling veel.
Oudere mbo’ers zien elkaar vrijwel altijd alleen op roc.
Mbo-leerlingen zijn vaak gevoelig voor risicostapeling.
Risicostapeling = Dat meerdere problemen (o.a. scheidingen,
persoonlijke problemen, thuissituatie) tot verminderde
leerresultaten kunnen leiden.
-Zorg voor goed en veilig leerklimaat; dit stimuleert het leren (zorg voor goede interactie).
-Zorg dat je je leerlingen kent; dan weet je of ze gevoelig zijn voor bijv. risicostapeling.
Mbo-leerlingen zoeken grenzen op.
-durf als docent confrontatie aan te gaan.
-geef leerlingen inbreng, maar wees als docent degene die de knoop doorhakt.
Rol van de ouders:
Ouders zijn minder aanwezig bij mbo- dan bij vmbo-leerlingen.
-tijdens vmbo-fase zijn leerlingen vaak al ‘losgekomen’ van hun ouders.
Educatief partnerschap = dat school en ouders samen verantwoordelijk voor
de studie van het kind/de leerling zijn.
Er zijn ouderavonden om ouders te informeren.
-op ouderavonden vaak ouders van leerlingen die <18 zijn.
-school houdt ouders soms (vooral bij niveau 1 en 2) met rapporten/verzuimrapporten op de
hoogte.
Begeleidingskwaliteit op het mbo:
Zelfstandigheidsniveau:
Hoe hoger het mbo-niveau, hoe meer zelfstandig de leerlingen kunnen werken.