Hoofdstuk 1: Het recht
Binnen het recht vallen twee rechtsgebieden:
1. Privaatrecht = Rechtsregels waar wij als burger gebruik van kunnen maken.
Onderhandelingen tussen de koper en de verkoper. Het sluiten van een
koopovereenkomst, juridische betrekkingen tussen burgers onderling: wat burgers zelf
kunnen regelen. Let op: ook gemeente die bouwgrond verkoopt of lening afsluit valt onder
privaatrecht. Vrij van gezag: onderling onderhandelen.
2. Publiekrecht = Wanneer burgers iets niet zelf kunnen, maar daarvoor de overheid nodig is.
(omgevingsvergunning, vergunningen). Betrekking op overheden onderling en relaties tussen
overheden en particulieren. Gebruik maken van gezag: burger is afhankelijk van de overheid,
geen onderhandelingen, overheid bepaalt.
Rechtsfeiten = feiten waaraan het recht gevolgen verbindt. = juridisch relevante feiten:
- Blote rechtsfeiten: rechtsgevolg zonder dat de betrokkene invloed op het rechtsfeit heeft.
(geboorte belastingplichtig, vanaf 18e mag je stemmen)
- Feitelijke handelingen: rechtsgevolg waarbij het niet van belang is of dit rechtgevolg wel
gewild is. (sneeuwschuiver raakt auto’s, maakt niet uit of de bestuurder het wilde
veroorzaken of niet: het moet wel verplicht betaald worden)
- Rechtshandelingen: rechtsfeiten met gewilde / beoogde rechtgevolgen. (kopen, huren,
lenen)
-
Privaat of publiekrechtelijke rechtshandelingen?
- Privaatrecht: Civiele recht/burgerlijk recht: handelen op basis van vrijwilligheid. Partijen zijn
gelijkwaardig. Soms ook 1 partij nodig: eenzijdige rechtshandeling (maken testament).
Anders meerzijdige rechtshandeling. Horizontale relatie.
o Burgerlijke rechter: partijen zijn gelijk: rechter bewijzen van gelijk.
- Publiekrechtelijk: door overheidsorganen, eenzijdig door de overheid gecreëerd. Soms op
initiatief van de overheid (belastingaanslag) of op verzoek van de burger (vergunning
aanvragen). Overheid stelt voorwaarden vast, geen gelijkwaardigheid: overheid beslist.
Verticale relatie.
o Administratieve rechter: als burger onrecht behandeld komt er een beroepschrift,
hij doet onderzoek naar onrechtmatigheid of niet.
Publiekrechtelijke wetten hebben tot doel ordening aan te brengen in het maatschappelijke leven.
Hoe complexer de samenleving wordt, des te meer regulering door middel van wetgeving van
overheidswege nodig is. burgers moeten vrijheid opgeven in ruil voor gegarandeerde zekerheden.
Publiekrecht bestaat uit:
1. Staatrecht: Alle wetten: Stelt alle wetten vast. Grondwet belangrijkste met drieledige
functie: Grondrechten, staatsorganen (regering, Staten-Generaal, overheidsorganen, positie
provincie, gemeente en waterschap), toekennen van bevoegdheden aan de verschillende
overheidsorganen. Het gaat om het algemeen belang met dergelijke keuzes die democratisch
zijn samengesteld. (Staatsvorm, grondrechten, staatsorganisatie)
2. Bestuursrecht: toepassen van de wet. (verstrekken van een rijbewijs). Het gaat om
vergunningen, plan, diploma aanslag enz. vormen van beschikking (instrumenten rechten
of verplichtingen voor individuele burgers scheppen.
a. Bijzonder bestuursrecht: (bouwrecht, milieurecht, sociaal zekerheidsrecht en
belastingrecht) Hiervoor bestaan specifieke wetten. Ze zijn enkel van toepassing op
een deel van het bestuursrecht.