samenvatting hoofdstuk 5 biomechanica

5. KRACHTWERKING IN HET MENSELIJK LICHAAM


- Philosophiae Naturalis Principa Mathematica: boek van Newton, waarin hij zijn 3 wetten
uitlegt

1. KRACHTWERKING EN MOMENTWERKING BIJ MENSELIJKE BEWEGING
- Kinematica: kijkt naar de krachtwerking in het menselijk lichaam
krachten zijn de oorzaak van bewegingen in het lichaam
- Een kracht kan een lineaire of een angulaire beweging veroorzaken
- Een krachtmoment= moment kan beschouwd worden als de oorzaak van een angulaire
beweging
een kracht veroorzaakt geen krachtmoment als:
 De kracht aangrijpt in het rotatiecentrum
 De kracht geen component heeft die loodrecht staat op het roterend segment
een kracht veroorzaakt wel een krachtmoment als:
 De kracht een component heeft die loodrecht staat op het roterend segment
 De kracht inwerkt op een bepaalde afstand van het rotatiecentrum
M= d ּ F ּ sinθ= R ּ F (R=momentarm: de loodrechte afstand van het rotatiecentrum tot aan
de werklijn van de kracht)

2. BELANGRIJKE KRACHTEN BIJ DE BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN MENSELIJK BEWEGEN
2.1 DE ZWAARTEKRACHT
= oefent een kracht uit op elke massa met als aangrijpingspunt het lichaamszwaartepunt en met
een krachtvector die altijd verticaal naar beneden is gericht
- Fz= m ּ g
2.2 DE GRONDREACTIEKRACHT
= de kracht die de aarde uitoefent op een massa ten gevolge van het gewicht dat de massa
uitoefent op de aarde, de kracht is even groot, maar heeft een tegengestelde zin, de kracht grijpt
aan (COP/COF) onder de voet en is steeds naar het lichaamszwaartepunt (COM) gericht
- GRF= m ּ g
- GRF= m ּ g + m ּ a
de grondreactiekracht tijdens het wandelen
- Wordt voorgesteld door een vlinderpatroon= double hump: twee maxima en een
intermediair dal
bij hielcontact is de GRF schuin naar achter gericht (kleine kracht, daarna groter)
tijdens de middenfase is de GFR verticaal omhoog gericht (kleine kracht)
tijdens de eindstandsfase is de GRF schuin naar voor gericht (grotere kracht)
de voor-, achterwaartse kracht is negatief tijdens de eerste helft van de steunfase
(remmend) en positief tijdens de tweede helft (propulsief)
er zijn drie fasen te onderscheiden
 Fase 1: COM beweegt naar boven door een positieve versnelling (g+a>9,81)
 Fase 2: COM ondervindt een negatieve versnelling (g+as<9,81), de neerwaartse
beweging wordt afgeremd en de baan van de COM verandert
 Fase 3: COM ondervindt weer een positieve versnelling, waardoor de neerwaartse
beweging wordt afgeremd