🌷
Centraal examen
Hofcultuur
Historische context
De Renaissance: Rond het jaar 1500 bestaat Italië uit stadstaten en hertogdommen,
zoals Florence of Venetië. In al die staten heeft het humanisme invloed.
Humanisme: De humanisten richten zich op de aandacht voor de ontwikkeling, educatie
en capaciteiten van de individuele mens. Hun ideaal is de homo universalis; de mens die
brede kennis koppelt aan allerlei vaardigheden. Humanisten baseren hun kennis op de
boeken en de cultuur van de Grieken en de Romeinen. Streven naar wedergeboorte van
de klassieke oudheid.
Boekdrukkunst: In de 16e eeuw versnelt de boekdrukkunst en daarmee de verspreiding
van kennis, humanisme en de renaissance naar de rest van Europa. Er werd veel
vastgelegd in handboeken met regels.
Reformatie en contrareformatie: Concilie van Trente (1545-1563), paus blijft leider,
Latijn blijft voertaal, pracht en praal
Kunsthistorische context
De positie van kunstenaars verandert, in de middeleeuwen werden ze gezien als
ambachtslieden, in de renaissance als mensen met uitzonderlijke kennis en talenten. Ze
Centraal examen 1
, voldoen aan het humanistische ideaal; de homo universalis is een veelzijdig mens. Veel
in opdracht van kerk of vorst.
Kunst als propaganda van/voor vorsten via allegorische voorstellingen
Vitruvius’ Architectura: theorie over architectuur en typen gebouwen in Romeinse tijd.
Architecten zijn ook homo universalis. Bouwwerken moeten onderlinge verhoudingen
van mens hebben. Bouwmeesters willen deze wetenschappelijke fundering. Vierkanten
en cirkels op deze wiskundige verhoudingen.
Architect Palladio bouwt het Teatro Olimpico en beschrijft 3 decortypes voor klassiek
theater:
Bij tragedie past een klassiek stadsaanzicht met statige gevels
Bij komedie is er een combinatie van renaissance-architectuur en gotiek ( Laat-
middeleeuwse stijl. Kenmerkend voor de bouwkunst zijn luchtbogen, spitsbogen en
grote raampartijen)
Bij een Satire ( de spot wordt gedreven met actuele alledaagse gebeurtenissen en
personen) hoort een natuurlijke omgeving
Lijsttheater: Type theaterzaal waarbij het vaak verhoogde podium omlijst wordt,
waardoor er een scheiding ontstaat tussen het (verhoogde) podium en het publiek. Deze
scheiding verhoogt de illusie dat wat zich op het podium afspeelt een andere
werkelijkheid betreft dan die van het publiek.
Commedia dell’arte: Komisch en geïmproviseerd (volks)toneel in Italië vanaf eind
vijftiende eeuw. Pantomime en acrobatiek vormen vaak een onderdeel van de
voorstellingen. Binnen een eenvoudig scenario bouwen de beroepsspelers hun rol al
improviserend uit. De toneelvorm kent vaste typen, zoals de zanni (de knechten), Il
Capitano en de gierige Pantalone. Kostuums en maskers vergroten de herkenbaarheid
van de rollen. Vrij en ongebonden.
Madrigaal: Een meerstemmig lied voor een groep zangers, al dan niet met begeleiding,
uit de renaissance of barok op een wereldlijke tekst. Ontstaan in Italië in de veertiende
eeuw, populair in de zestiende en zeventiende eeuw.
Centraal examen 2
, Affectenleer: Muziektheorie uit de late barok die beschrijft hoe muzikale middelen,
toonsoorten en instrumenten kunnen worden ingezet om gevoelens uit te drukken.
Retorica: De kunst om goed te spreken in het openbaar.
Kerkmuziek: verstaanbaar en volgens kerktoonladders. Instrumentaal: opkomst
luistermuziek. Mengvormen: meer slagwerk en koperblazers
Dans: Ontwikkeling regels voor dans, duidelijke choreografie
Figuurdansen; dansen waarbij de (horizontale) patronen (figuren) die de groep dansers
samen vormen een belangrijk onderdeel zijn. Alleen interessant wanneer dans van
bovenaf wordt bekeken, zoals tot de zeventiende eeuw aan de hoven in Italië en
Frankrijk.
Oprichting Academie voor Danskunst
Ontstaan klassiek ballet
Stijlen en stromingen
Kunst in de renaissance: Heroriëntatie op klassieke oudheid en uitbeelden van
menselijk lichaam (humanistisch idee dat mens een evenbeeld is van God). Anatomie
staat in de belangstelling (studie naar verhoudingen, spieren etc).
Typerend voor de renaissance:
dynamisch gecompliceerd, diepte, draaiing, van top tot teen, complex totaalbeeld,
verkorting
Studie van beelden uit klassieke oudheid (Anatomie, expressieve lichaamshouding,
emoties)
Bijbelse belangstelling
Zichtbare werkelijkheid
Gebruik van perspectief
Centraal examen 3
Centraal examen
Hofcultuur
Historische context
De Renaissance: Rond het jaar 1500 bestaat Italië uit stadstaten en hertogdommen,
zoals Florence of Venetië. In al die staten heeft het humanisme invloed.
Humanisme: De humanisten richten zich op de aandacht voor de ontwikkeling, educatie
en capaciteiten van de individuele mens. Hun ideaal is de homo universalis; de mens die
brede kennis koppelt aan allerlei vaardigheden. Humanisten baseren hun kennis op de
boeken en de cultuur van de Grieken en de Romeinen. Streven naar wedergeboorte van
de klassieke oudheid.
Boekdrukkunst: In de 16e eeuw versnelt de boekdrukkunst en daarmee de verspreiding
van kennis, humanisme en de renaissance naar de rest van Europa. Er werd veel
vastgelegd in handboeken met regels.
Reformatie en contrareformatie: Concilie van Trente (1545-1563), paus blijft leider,
Latijn blijft voertaal, pracht en praal
Kunsthistorische context
De positie van kunstenaars verandert, in de middeleeuwen werden ze gezien als
ambachtslieden, in de renaissance als mensen met uitzonderlijke kennis en talenten. Ze
Centraal examen 1
, voldoen aan het humanistische ideaal; de homo universalis is een veelzijdig mens. Veel
in opdracht van kerk of vorst.
Kunst als propaganda van/voor vorsten via allegorische voorstellingen
Vitruvius’ Architectura: theorie over architectuur en typen gebouwen in Romeinse tijd.
Architecten zijn ook homo universalis. Bouwwerken moeten onderlinge verhoudingen
van mens hebben. Bouwmeesters willen deze wetenschappelijke fundering. Vierkanten
en cirkels op deze wiskundige verhoudingen.
Architect Palladio bouwt het Teatro Olimpico en beschrijft 3 decortypes voor klassiek
theater:
Bij tragedie past een klassiek stadsaanzicht met statige gevels
Bij komedie is er een combinatie van renaissance-architectuur en gotiek ( Laat-
middeleeuwse stijl. Kenmerkend voor de bouwkunst zijn luchtbogen, spitsbogen en
grote raampartijen)
Bij een Satire ( de spot wordt gedreven met actuele alledaagse gebeurtenissen en
personen) hoort een natuurlijke omgeving
Lijsttheater: Type theaterzaal waarbij het vaak verhoogde podium omlijst wordt,
waardoor er een scheiding ontstaat tussen het (verhoogde) podium en het publiek. Deze
scheiding verhoogt de illusie dat wat zich op het podium afspeelt een andere
werkelijkheid betreft dan die van het publiek.
Commedia dell’arte: Komisch en geïmproviseerd (volks)toneel in Italië vanaf eind
vijftiende eeuw. Pantomime en acrobatiek vormen vaak een onderdeel van de
voorstellingen. Binnen een eenvoudig scenario bouwen de beroepsspelers hun rol al
improviserend uit. De toneelvorm kent vaste typen, zoals de zanni (de knechten), Il
Capitano en de gierige Pantalone. Kostuums en maskers vergroten de herkenbaarheid
van de rollen. Vrij en ongebonden.
Madrigaal: Een meerstemmig lied voor een groep zangers, al dan niet met begeleiding,
uit de renaissance of barok op een wereldlijke tekst. Ontstaan in Italië in de veertiende
eeuw, populair in de zestiende en zeventiende eeuw.
Centraal examen 2
, Affectenleer: Muziektheorie uit de late barok die beschrijft hoe muzikale middelen,
toonsoorten en instrumenten kunnen worden ingezet om gevoelens uit te drukken.
Retorica: De kunst om goed te spreken in het openbaar.
Kerkmuziek: verstaanbaar en volgens kerktoonladders. Instrumentaal: opkomst
luistermuziek. Mengvormen: meer slagwerk en koperblazers
Dans: Ontwikkeling regels voor dans, duidelijke choreografie
Figuurdansen; dansen waarbij de (horizontale) patronen (figuren) die de groep dansers
samen vormen een belangrijk onderdeel zijn. Alleen interessant wanneer dans van
bovenaf wordt bekeken, zoals tot de zeventiende eeuw aan de hoven in Italië en
Frankrijk.
Oprichting Academie voor Danskunst
Ontstaan klassiek ballet
Stijlen en stromingen
Kunst in de renaissance: Heroriëntatie op klassieke oudheid en uitbeelden van
menselijk lichaam (humanistisch idee dat mens een evenbeeld is van God). Anatomie
staat in de belangstelling (studie naar verhoudingen, spieren etc).
Typerend voor de renaissance:
dynamisch gecompliceerd, diepte, draaiing, van top tot teen, complex totaalbeeld,
verkorting
Studie van beelden uit klassieke oudheid (Anatomie, expressieve lichaamshouding,
emoties)
Bijbelse belangstelling
Zichtbare werkelijkheid
Gebruik van perspectief
Centraal examen 3