Tentamenstof – eiwitten
Eiwitten bestaan uit aminozuren (deze bestaan uit elementen C, H, O en N).
De algemene structuurformule van alfa-aminozuren is R-CH(NH2)-COOH.
Essentiële aminozuren: aminozuren die het lichaam NIET zelf kan maken.
Niet-essentiële aminozuren: aminozuren die het lichaam WEL zelf kan maken.
Semi-essentiële aminozuren: 6 van de niet-essentiële aminozuren die uit essentiële aminozuren
kunnen worden gemaakt, mits voldoende aanwezig.
Aminozuren worden met een peptidebinding aan elkaar geregen. De COOH-
groep van het ene aminozuur reageert met de NH2-groep van het andere
aminozuur. Water wordt onttrokken en er ontstaat een binding tussen de C
en de N.
Condensatie-reactie: met deze reactie komt de binding tussen twee aminozuren tot stand.
Dipeptiden: 2 aminozuren
Tripeptiden: 3 aminozuren
Oligopeptiden: 4 – 10 aminozuren
Polypeptiden: meer dan 10 aminozuren
Kleine polypeptiden hebben rond de 50 aminozuren.
Grote polypeptiden hebben duizenden aminozuren.
Glycoproteïnen = koolhydraat + eiwit. Eiwitten die een oligosacharideketen bevatten. De
suikerketens (koolhydraat) zijn de restgroep.
- Smeermiddel gewrichten
- Rol bij communicatie tussen cellen
Lipoproteïnen = vet + eiwit. Eiwitten die vet bevatten/transporteren
- Transport van triglyceriden en cholesterol door bloed (HDL, LDL)
Stereo-isomeren
- Links (L) en rechts (D) draaiende stereo-isomeren
- In het menselijk organisme komt het rechtsdraaiend melkzuur (L-configuratie) voor
Verteerbaarheid:
- Linksdraaiend voor baby’s tot 3 maanden niet verteerbaar
- Voor volwassenen iets beter verteerbaar, maar rechts draaiend blijft makkelijker
- Rechtsdraaiend melkzuur (D) is zachter van smaak; minder nazuring
Structuren eiwitten
Primaire structuur: de aminozuurvolgorde
Secundaire structuur: de aminozuurvolgorde opgerold tot helix (H-bruggen)
Alfa-helix en de vouwbladstructuur: de manier van het oprollen van aminozuren
Tertiaire structuur: het vouwen van de helix (sulfide-bruggen)
Quaternaire structuur: 2+ polypeptideketens aan elkaar geplakt
Eiwitten bestaan uit aminozuren (deze bestaan uit elementen C, H, O en N).
De algemene structuurformule van alfa-aminozuren is R-CH(NH2)-COOH.
Essentiële aminozuren: aminozuren die het lichaam NIET zelf kan maken.
Niet-essentiële aminozuren: aminozuren die het lichaam WEL zelf kan maken.
Semi-essentiële aminozuren: 6 van de niet-essentiële aminozuren die uit essentiële aminozuren
kunnen worden gemaakt, mits voldoende aanwezig.
Aminozuren worden met een peptidebinding aan elkaar geregen. De COOH-
groep van het ene aminozuur reageert met de NH2-groep van het andere
aminozuur. Water wordt onttrokken en er ontstaat een binding tussen de C
en de N.
Condensatie-reactie: met deze reactie komt de binding tussen twee aminozuren tot stand.
Dipeptiden: 2 aminozuren
Tripeptiden: 3 aminozuren
Oligopeptiden: 4 – 10 aminozuren
Polypeptiden: meer dan 10 aminozuren
Kleine polypeptiden hebben rond de 50 aminozuren.
Grote polypeptiden hebben duizenden aminozuren.
Glycoproteïnen = koolhydraat + eiwit. Eiwitten die een oligosacharideketen bevatten. De
suikerketens (koolhydraat) zijn de restgroep.
- Smeermiddel gewrichten
- Rol bij communicatie tussen cellen
Lipoproteïnen = vet + eiwit. Eiwitten die vet bevatten/transporteren
- Transport van triglyceriden en cholesterol door bloed (HDL, LDL)
Stereo-isomeren
- Links (L) en rechts (D) draaiende stereo-isomeren
- In het menselijk organisme komt het rechtsdraaiend melkzuur (L-configuratie) voor
Verteerbaarheid:
- Linksdraaiend voor baby’s tot 3 maanden niet verteerbaar
- Voor volwassenen iets beter verteerbaar, maar rechts draaiend blijft makkelijker
- Rechtsdraaiend melkzuur (D) is zachter van smaak; minder nazuring
Structuren eiwitten
Primaire structuur: de aminozuurvolgorde
Secundaire structuur: de aminozuurvolgorde opgerold tot helix (H-bruggen)
Alfa-helix en de vouwbladstructuur: de manier van het oprollen van aminozuren
Tertiaire structuur: het vouwen van de helix (sulfide-bruggen)
Quaternaire structuur: 2+ polypeptideketens aan elkaar geplakt