H 2 Recht en moraal
1 De aard van het recht
Het recht wil een moreel aanvaardbare, een rechtvaardige orde tot stand brengen.
Verschil natuurrecht en rechtspositivisme: hoe bakenen we het begrip recht af?
2 Natuurrecht (Radbruch)
Recht moet aan minimale morele eisen voldoen > natuurrecht. Natuurrecht geldt altijd.
Onrechtvaardig recht is geen recht en bestaat niet, dus de muurwachters kunnen wel gestraft
worden op basis van het natuurrecht.
Basisschema: onderscheid tussen menselijke wetten (veranderlijk naar tijd en plaats) en
natuurwetten=rechtvaardigheid (onveranderlijk naar tijd en plaats)
3 Rechtspositivisme
Rechtspositivisten vereenzelvigen het recht met het bestaande, positieve recht.
Recht staat los van moraal.
Normatief rechtspositivisten vinden dat een regel een regel van geldend recht is en die regel
gehoorzaamd moet worden.
Hart: Beschrijvend rechtspositivisme: de definitie van recht bevat geen verwijzing naar moraal of
gehoorzaamheidsplicht. (VB muurschieters: kiezen tussen twee kwaden)
Waarin verschilt het recht van andere sociale normstelsels?
Overeenkomst: primaire regels (wat je moet doen en laten)
Verschil: recht ook secundaire regels:
- herkenningsregel: welke regels gelden als rechtsregels? (als ze komen uit formele
rechtsbronnen)
- veranderingsregel: wie mogen regels wijzigen en hoe?
- berechtingsregel: wie beslist over de overtreding en handhaving van regels en hoe?
Hart’s zwakke plek: moeilijke onduidelijke gevallen. Als er geen toepasselijke regel is, maakt de
rechter een nieuwe regel op de grond van haar eigen rechtsbesef.
4 Rechtsbronnen
Dworkin, antipositivisme: recht bestaat behalve uit regels ook uit rechtsbeginselen.
Rechtsbeginselen: (vb niemand mag profiteren van hun eigen misdaad, vb redelijkheid en
billijkheid)
- ‘vage’ standaarden
- richtinggevend
- de fundamentele waarden van de rechtsorde
Bij moeilijke gevallen maakt de rechter geen nieuw recht, hij vindt recht.
Recht en moraal kunnen dus niet gescheiden worden, want rechtsbeginselen zijn morele waarden
Ze drukken de morele overtuigingen uit. Als je de vraag stelt waarom de wetten rechtvaardig zijn,
kom je uit op de (ongeschreven) rechtsbeginselen.
H 3 Rechterlijke rechtsvorming
3 Mogelijke misstanden en terminologie
Feitenproblemen: onduidelijk wat er is gebeurd
Rechtsvindingsproblemen: moeilijkheid over uitleg van het toepasselijke recht
1 De aard van het recht
Het recht wil een moreel aanvaardbare, een rechtvaardige orde tot stand brengen.
Verschil natuurrecht en rechtspositivisme: hoe bakenen we het begrip recht af?
2 Natuurrecht (Radbruch)
Recht moet aan minimale morele eisen voldoen > natuurrecht. Natuurrecht geldt altijd.
Onrechtvaardig recht is geen recht en bestaat niet, dus de muurwachters kunnen wel gestraft
worden op basis van het natuurrecht.
Basisschema: onderscheid tussen menselijke wetten (veranderlijk naar tijd en plaats) en
natuurwetten=rechtvaardigheid (onveranderlijk naar tijd en plaats)
3 Rechtspositivisme
Rechtspositivisten vereenzelvigen het recht met het bestaande, positieve recht.
Recht staat los van moraal.
Normatief rechtspositivisten vinden dat een regel een regel van geldend recht is en die regel
gehoorzaamd moet worden.
Hart: Beschrijvend rechtspositivisme: de definitie van recht bevat geen verwijzing naar moraal of
gehoorzaamheidsplicht. (VB muurschieters: kiezen tussen twee kwaden)
Waarin verschilt het recht van andere sociale normstelsels?
Overeenkomst: primaire regels (wat je moet doen en laten)
Verschil: recht ook secundaire regels:
- herkenningsregel: welke regels gelden als rechtsregels? (als ze komen uit formele
rechtsbronnen)
- veranderingsregel: wie mogen regels wijzigen en hoe?
- berechtingsregel: wie beslist over de overtreding en handhaving van regels en hoe?
Hart’s zwakke plek: moeilijke onduidelijke gevallen. Als er geen toepasselijke regel is, maakt de
rechter een nieuwe regel op de grond van haar eigen rechtsbesef.
4 Rechtsbronnen
Dworkin, antipositivisme: recht bestaat behalve uit regels ook uit rechtsbeginselen.
Rechtsbeginselen: (vb niemand mag profiteren van hun eigen misdaad, vb redelijkheid en
billijkheid)
- ‘vage’ standaarden
- richtinggevend
- de fundamentele waarden van de rechtsorde
Bij moeilijke gevallen maakt de rechter geen nieuw recht, hij vindt recht.
Recht en moraal kunnen dus niet gescheiden worden, want rechtsbeginselen zijn morele waarden
Ze drukken de morele overtuigingen uit. Als je de vraag stelt waarom de wetten rechtvaardig zijn,
kom je uit op de (ongeschreven) rechtsbeginselen.
H 3 Rechterlijke rechtsvorming
3 Mogelijke misstanden en terminologie
Feitenproblemen: onduidelijk wat er is gebeurd
Rechtsvindingsproblemen: moeilijkheid over uitleg van het toepasselijke recht