Samenvatting Nederlands Spelling
1 Werkwoordspelling
Spreekt wel voor zich, gewoon met ’t kofschip. Engelse werkwoorden die in het Nederlands worden
gebruikt, vervoeg je alsof het Nederlandse werkwoorden zijn: hij mixt, hij baseballt, hij rugbyde.
Laat de Engelse –e staan als je uitspraakproblemen krijgt:
racen: ik race, hij racet (niet rac of ract)
timen: ik time, hij timet (niet tim of timt)
Bijvoeglijk gebruikte werkwoorden
Als voltooid deelwoord –t/d: De boot is gestrand De gestrande boot (zo kort mogelijk)
Als voltooid deelwoord –en: De ruit is gebarsten De gebarsten ruit (eindigen op –en)
2 Hoofdletters en leestekens
Hoofdletters:
- Begin van de zin. LET OP! Bij een apostrof heeft het 2e woord een hoofdletter!
- Persoonsnamen: Lot van der Hart, L. van der Hart, mevrouw Van der Hart
- Namen van verenigingen, instellingen, bedrijven, diensten
- Namen van historische gebeurtenissen
- Straten, hemellichamen, gebouwen
- Aardrijkskundige namen, namen van merken
- Feestdagen
Géén hoofdletter:
o Namen van windstreken (zuidwesten)
o Namen van soorten (een glaasje bordeaux)
o Afleidingen van feestdagen (kerstboom), maanden, dagen
o Religies en afleidingen ervan (islam, protestants-christelijk)
Punt: Eind van de zin, afkortingen. Géén punt: maten en gewichten (kg, cm)
Komma: Na 2 persoonsvormen, voor/na een aanspreking (Hé, kijk eens uit, joh!), lange zinnen
Puntkomma en dubbele punt: Tussen zinnen die sterk samenhangen, tussen delen van opsommingen
(zeker als het om zinnen gaat). Dubbele punt bij opsomming, directe rede of een verklaring.
Aanhalingstekens
- Bij een citaat
- Bij een directe reden
o ‘Je moet me helpen’, zei ze. ‘Ik kan dit niet.’
o ‘Ik denk wel,’ ging hij verder, ‘dat ik nog wat weet.’ Let goed op met komma’s!
o ‘Laat me maar eens kijken’, antwoordde ze.
- Als je een woord zelf bedoelt en niet te betekenis
Beletselteken (...)
- Aan het eind van een zin die niet af is; de puntjes suggereren iets
- Om in een citaat aan te geven dat je stukje weglaat.
1 Werkwoordspelling
Spreekt wel voor zich, gewoon met ’t kofschip. Engelse werkwoorden die in het Nederlands worden
gebruikt, vervoeg je alsof het Nederlandse werkwoorden zijn: hij mixt, hij baseballt, hij rugbyde.
Laat de Engelse –e staan als je uitspraakproblemen krijgt:
racen: ik race, hij racet (niet rac of ract)
timen: ik time, hij timet (niet tim of timt)
Bijvoeglijk gebruikte werkwoorden
Als voltooid deelwoord –t/d: De boot is gestrand De gestrande boot (zo kort mogelijk)
Als voltooid deelwoord –en: De ruit is gebarsten De gebarsten ruit (eindigen op –en)
2 Hoofdletters en leestekens
Hoofdletters:
- Begin van de zin. LET OP! Bij een apostrof heeft het 2e woord een hoofdletter!
- Persoonsnamen: Lot van der Hart, L. van der Hart, mevrouw Van der Hart
- Namen van verenigingen, instellingen, bedrijven, diensten
- Namen van historische gebeurtenissen
- Straten, hemellichamen, gebouwen
- Aardrijkskundige namen, namen van merken
- Feestdagen
Géén hoofdletter:
o Namen van windstreken (zuidwesten)
o Namen van soorten (een glaasje bordeaux)
o Afleidingen van feestdagen (kerstboom), maanden, dagen
o Religies en afleidingen ervan (islam, protestants-christelijk)
Punt: Eind van de zin, afkortingen. Géén punt: maten en gewichten (kg, cm)
Komma: Na 2 persoonsvormen, voor/na een aanspreking (Hé, kijk eens uit, joh!), lange zinnen
Puntkomma en dubbele punt: Tussen zinnen die sterk samenhangen, tussen delen van opsommingen
(zeker als het om zinnen gaat). Dubbele punt bij opsomming, directe rede of een verklaring.
Aanhalingstekens
- Bij een citaat
- Bij een directe reden
o ‘Je moet me helpen’, zei ze. ‘Ik kan dit niet.’
o ‘Ik denk wel,’ ging hij verder, ‘dat ik nog wat weet.’ Let goed op met komma’s!
o ‘Laat me maar eens kijken’, antwoordde ze.
- Als je een woord zelf bedoelt en niet te betekenis
Beletselteken (...)
- Aan het eind van een zin die niet af is; de puntjes suggereren iets
- Om in een citaat aan te geven dat je stukje weglaat.