Achtergrond Latijn 2023 – Amor Dolorque – Ovidius
Epos = een lang verhalend gedicht, geschreven in de dactylische hexamter.
De hoofdpersonen: - helden uit het verleden
- goden (sturen handelingen aan of nemen er deel aan)
De Ilias en de Odyssee (geschreven door Homerus en waarschijnlijk ontstaan door lange traditie van
mondelinge poëzie beoefend door beroepszangers) vormen het uigangspunt voor de Griekse en
Romeinse epische poëzie.
Tijdens het hellenisme (vanaf 3e eeuw v. Chr.) krijgt het epische genre een ander karakter.
Kenmerken van het nieuwe epos:
- Het menselijk handelen werd niet meer vooral door goden bepaald, maar de aandacht
verschuift naar menselijke motieven.
- Vooral in Alexandrië, wat in die tijd het centrum van de wetenschap en dichtkunst was,
schrijven dichters nu voor literaire fijnproevers. De eisen van het lezerspubliek waren: 1. Dat
de dichter bekend was met de literaire ‘regels’ en dat ze deze konden toepassen. 2. Intresse
in de wijze waarop deze traditie wordt vernieuwd.
Het startpunt van de Romeinse literatuur was de vertaling van de Odysse in het Latijn door Livius
Andronicus. Het hoogtepunt van het Romeinse epos was de Aeneis van P. Vergilius Maro. Dit werk
vertelt over de avonturen van de held Aeneas, de legendarische grondlegger van Rome.
Imitatio = Latijnse dichters die een voorbeeld nemen aan de Griekse dichtkunst.
Aemulatio = Latijnse dichters die in hun werk een creatieve receptie zien van de Griekse dichtkunst.
Metamorphoses van Ovidius is een Anti-epos of metamorfose van de epische traditie, want:
De metamorphoses hebben kenmerken van het homerisch epos:
- Het metrum (dactylische hexameter)
- De lengte
- Het onderwerp (goden en helden)
Maar er zijn ook duidelijke verschillen tussen het homerisch epos en de metamorphoses, namelijk:
- Het bestaat niet uit één doorlopend thema, maar is een verzameling van een groot aantal kleinere
verhalen. (Al heeft het wel een overkoepelend thema = gedaanteveranderingen èn de boeken
hebben een chronologische opbouw)
- Ovidius laat zien dat hij een Poeta doctus is.
- Personages zijn helden, goden en andere legendarische figuren, maar hun gedrag is meestal niet
verheven. Bovendien zijn er weinig serieuze afschilderingen van goden.
Poeta doctus = een dichter die gebruik maakt van veel stijlmiddelen, verouderde/zelfbedachte
woorden, minder gebruikelijke grammaticale structuren, geleerde omschrijvingen d.m.v minder
bekende mythologische wezens en geografische details.
Bij Metamorphoses is vooral de alwetende verteller aan het woord (alwetende verteller = een
dichter die zelf geen rol in het verhaal speelt). Soms zijn er personages aan het woord ->
raamvertelling.
Vb. In hoofdstuk 8 is Cephalus aan het woord. Hij vertelt aan Phocus en de twee zonen van Pallas het
verhaal van de speer en hoe het komt dat hij bijna moet huilen als hij de speer ziet.
Epos = een lang verhalend gedicht, geschreven in de dactylische hexamter.
De hoofdpersonen: - helden uit het verleden
- goden (sturen handelingen aan of nemen er deel aan)
De Ilias en de Odyssee (geschreven door Homerus en waarschijnlijk ontstaan door lange traditie van
mondelinge poëzie beoefend door beroepszangers) vormen het uigangspunt voor de Griekse en
Romeinse epische poëzie.
Tijdens het hellenisme (vanaf 3e eeuw v. Chr.) krijgt het epische genre een ander karakter.
Kenmerken van het nieuwe epos:
- Het menselijk handelen werd niet meer vooral door goden bepaald, maar de aandacht
verschuift naar menselijke motieven.
- Vooral in Alexandrië, wat in die tijd het centrum van de wetenschap en dichtkunst was,
schrijven dichters nu voor literaire fijnproevers. De eisen van het lezerspubliek waren: 1. Dat
de dichter bekend was met de literaire ‘regels’ en dat ze deze konden toepassen. 2. Intresse
in de wijze waarop deze traditie wordt vernieuwd.
Het startpunt van de Romeinse literatuur was de vertaling van de Odysse in het Latijn door Livius
Andronicus. Het hoogtepunt van het Romeinse epos was de Aeneis van P. Vergilius Maro. Dit werk
vertelt over de avonturen van de held Aeneas, de legendarische grondlegger van Rome.
Imitatio = Latijnse dichters die een voorbeeld nemen aan de Griekse dichtkunst.
Aemulatio = Latijnse dichters die in hun werk een creatieve receptie zien van de Griekse dichtkunst.
Metamorphoses van Ovidius is een Anti-epos of metamorfose van de epische traditie, want:
De metamorphoses hebben kenmerken van het homerisch epos:
- Het metrum (dactylische hexameter)
- De lengte
- Het onderwerp (goden en helden)
Maar er zijn ook duidelijke verschillen tussen het homerisch epos en de metamorphoses, namelijk:
- Het bestaat niet uit één doorlopend thema, maar is een verzameling van een groot aantal kleinere
verhalen. (Al heeft het wel een overkoepelend thema = gedaanteveranderingen èn de boeken
hebben een chronologische opbouw)
- Ovidius laat zien dat hij een Poeta doctus is.
- Personages zijn helden, goden en andere legendarische figuren, maar hun gedrag is meestal niet
verheven. Bovendien zijn er weinig serieuze afschilderingen van goden.
Poeta doctus = een dichter die gebruik maakt van veel stijlmiddelen, verouderde/zelfbedachte
woorden, minder gebruikelijke grammaticale structuren, geleerde omschrijvingen d.m.v minder
bekende mythologische wezens en geografische details.
Bij Metamorphoses is vooral de alwetende verteller aan het woord (alwetende verteller = een
dichter die zelf geen rol in het verhaal speelt). Soms zijn er personages aan het woord ->
raamvertelling.
Vb. In hoofdstuk 8 is Cephalus aan het woord. Hij vertelt aan Phocus en de twee zonen van Pallas het
verhaal van de speer en hoe het komt dat hij bijna moet huilen als hij de speer ziet.