Inleiding Marketing
Marketing menselijke activiteit gericht op het bevredigen van behoeften d.m.v. ruil.
Philip Kotler een boek geschreven in de jaren ’60. ‘’To satisfy consumer’s wants at a profit.’’
- Je moet een behoefte kunnen bevredigen.
- Je moet de behoefte kunnen koppelen aan een groep.
- Wanneer je dit bovenste voor elkaar krijgt, dan kan je winst scoren.
Invalshoeken:
Macro (goederenstroom/bedrijfskolom) maatschappij-optiek: wat gebeurt er in de maatschappij om
ons heen, wat invloed heeft op de marketing van een bedrijf?
DESTEP:
- Demografie (de samenstelling van de bevolking)
- Economie (vrije ongebonden koopkracht (discretionary spending power))
- Sociaal cultureel (normen/waarden)
- Techniek (technology push/demand pull)
- Ecologie
- Politiek/Juridisch (politieke stabiliteit, geen risico’s, belasting etc.)
Meso (institutioneel/branche): leveranciers, klanten, directe concurrentie.
Micro (functioneel/bedrijf) marketingbeleid: 4 p’s, reputatie
Beheersbaar: sterkten/zwakten (S/W)
Ontwikkelen marketinggedachte (concepten):
1. Productieconcept: maximale productie tegen minimale kosten (vraag > aanbod)
‘’verkopersmarkt’’ : Kosten
* Klanten prefereren producten die beschikbaar, leverbaar en goedkoop zijn.
* Management = efficiëntieverbetering
* Relevant wanneer V > A & markt gekenmerkt door hoge kosten.
2. Productconcept: een goede kwaliteit verkoopt zichzelf. : Kwaliteit
* Klanten geïnteresseerd in producten zelf
* Management = kwaliteitsverbetering
* Klanten kunnen kwaliteitsverschillen waarnemen en houden er rekening mee
3. Verkoopconcept: distributie (verkrijgbaarheid) centraal. : Distributie
* Verkoop = enkel door zware verkoopsinspanningen
* Management = opzetten sterke verkoopafdeling
* Hit-and-run aanpak (gedwongen tot aankoop)
* Klantentevredenheid minder belangrijk
4. Marketing concept: bij alle activiteiten staan de wensen van de doelgroep centraal.
* Klant & behoeftevervulling centraal
* Marktgerichtheid = 3 componenten:
* Klantgerichtheid
* Gerichtheid op concurrentie
Marketing menselijke activiteit gericht op het bevredigen van behoeften d.m.v. ruil.
Philip Kotler een boek geschreven in de jaren ’60. ‘’To satisfy consumer’s wants at a profit.’’
- Je moet een behoefte kunnen bevredigen.
- Je moet de behoefte kunnen koppelen aan een groep.
- Wanneer je dit bovenste voor elkaar krijgt, dan kan je winst scoren.
Invalshoeken:
Macro (goederenstroom/bedrijfskolom) maatschappij-optiek: wat gebeurt er in de maatschappij om
ons heen, wat invloed heeft op de marketing van een bedrijf?
DESTEP:
- Demografie (de samenstelling van de bevolking)
- Economie (vrije ongebonden koopkracht (discretionary spending power))
- Sociaal cultureel (normen/waarden)
- Techniek (technology push/demand pull)
- Ecologie
- Politiek/Juridisch (politieke stabiliteit, geen risico’s, belasting etc.)
Meso (institutioneel/branche): leveranciers, klanten, directe concurrentie.
Micro (functioneel/bedrijf) marketingbeleid: 4 p’s, reputatie
Beheersbaar: sterkten/zwakten (S/W)
Ontwikkelen marketinggedachte (concepten):
1. Productieconcept: maximale productie tegen minimale kosten (vraag > aanbod)
‘’verkopersmarkt’’ : Kosten
* Klanten prefereren producten die beschikbaar, leverbaar en goedkoop zijn.
* Management = efficiëntieverbetering
* Relevant wanneer V > A & markt gekenmerkt door hoge kosten.
2. Productconcept: een goede kwaliteit verkoopt zichzelf. : Kwaliteit
* Klanten geïnteresseerd in producten zelf
* Management = kwaliteitsverbetering
* Klanten kunnen kwaliteitsverschillen waarnemen en houden er rekening mee
3. Verkoopconcept: distributie (verkrijgbaarheid) centraal. : Distributie
* Verkoop = enkel door zware verkoopsinspanningen
* Management = opzetten sterke verkoopafdeling
* Hit-and-run aanpak (gedwongen tot aankoop)
* Klantentevredenheid minder belangrijk
4. Marketing concept: bij alle activiteiten staan de wensen van de doelgroep centraal.
* Klant & behoeftevervulling centraal
* Marktgerichtheid = 3 componenten:
* Klantgerichtheid
* Gerichtheid op concurrentie