Communicatie, Cognitie en Begrijpelijkheid – Leesvragen
Studievragen 1
Zwaan & Rapp (2006)
1. Leg uit wat het verschil is tussen de drie genres die Zwaan en Rapp (2006)
presenteren. Geef een voorbeeld van wat je als een grensgeval tussen twee genres
zou kunnen zien. Leg uit waarom dat een grensgeval is.
De drie genres die Zwaan en Rapp presenteren zijn: narrative, expository en procedural
discourse.
1. Narratieve discourse wordt meestal geassocieerd met fictie. Ze beschrijven meestal een
serie van gebeurtenissen waarin een protagonist bepaalde obstakels moet overkomen of
een doel moet bereiken. Ze worden meestal gedefinieerd aan de hand van de causale
structuur van de gebeurtenissen.
2. Expository discourses worden meestal geproduceerd met het doel van verklaring of
overtuiging.
3. Procedural discourse betreft ook verklaring, maar dan verklaring in de vorm van
aanwijzingen om een bepaalde taak uit te voeren.
Een voorbeeld van een grensgeval is een reclame met een verhaal erin. Dit kan zowel
expository als narrative zijn.
2. Leg uit waarom het maken van inferenties ook gezien kan worden als een proces
van voorkennis activeren. Bedenk zelf een voorbeeld om dit te illustreren.
Een inferentie is een aanvulling van de tekst met achtergrondkennis. Een vereiste om een
inferentie te kunnen maken is automatische activatie van informatie en om
achtergrondkennis te hebben die geactiveerd kan worden.
Een voorbeeld: Er stond een lange file op de A12. Piet kwam een uur te laat op zijn werk.
Hierbij maak je de inferentie dat Piet vaststond in de lange file op de A12 en daardoor te laat
kwam op zijn werk.
3. Wat wordt er bedoeld met Latent Semantic Analysis (LSA) en wat heeft dit te
maken met de analyse van begrijpelijkheid?
LSA is een systeem dat voorziet in informatie over de associaties tussen woorden, gebaseerd
op gelijkenissen van de contexten waarin ze voorkomen in grote tekstlichamen. As woorden
vaak in dezelfde context voorkomen is het makkelijker te begrijpen.
4. Wat is de kern van het CI-model van Kintsch?
Volgens het CI-model betreft begripsvorming twee fases: de constructie fase en de integratie
fase. In de constructiefase wordt er nagegaan welke mogelijke betekenissen er zijn en in de
integratie fase vindt er interpretatie plaats; er wordt gekozen voor de beste betekenis.
5. Wat is het verschil tussen scripts en LSA? En kun je ook uitleggen wat de
overeenkomst is?
Verschil: Een script betreft de normale gang van zaken van een situatie, LSA gaat over
woorden
Overeenkomst: Gaan beide over context en gebruiken achtergrondkennis
Studievragen 1
Zwaan & Rapp (2006)
1. Leg uit wat het verschil is tussen de drie genres die Zwaan en Rapp (2006)
presenteren. Geef een voorbeeld van wat je als een grensgeval tussen twee genres
zou kunnen zien. Leg uit waarom dat een grensgeval is.
De drie genres die Zwaan en Rapp presenteren zijn: narrative, expository en procedural
discourse.
1. Narratieve discourse wordt meestal geassocieerd met fictie. Ze beschrijven meestal een
serie van gebeurtenissen waarin een protagonist bepaalde obstakels moet overkomen of
een doel moet bereiken. Ze worden meestal gedefinieerd aan de hand van de causale
structuur van de gebeurtenissen.
2. Expository discourses worden meestal geproduceerd met het doel van verklaring of
overtuiging.
3. Procedural discourse betreft ook verklaring, maar dan verklaring in de vorm van
aanwijzingen om een bepaalde taak uit te voeren.
Een voorbeeld van een grensgeval is een reclame met een verhaal erin. Dit kan zowel
expository als narrative zijn.
2. Leg uit waarom het maken van inferenties ook gezien kan worden als een proces
van voorkennis activeren. Bedenk zelf een voorbeeld om dit te illustreren.
Een inferentie is een aanvulling van de tekst met achtergrondkennis. Een vereiste om een
inferentie te kunnen maken is automatische activatie van informatie en om
achtergrondkennis te hebben die geactiveerd kan worden.
Een voorbeeld: Er stond een lange file op de A12. Piet kwam een uur te laat op zijn werk.
Hierbij maak je de inferentie dat Piet vaststond in de lange file op de A12 en daardoor te laat
kwam op zijn werk.
3. Wat wordt er bedoeld met Latent Semantic Analysis (LSA) en wat heeft dit te
maken met de analyse van begrijpelijkheid?
LSA is een systeem dat voorziet in informatie over de associaties tussen woorden, gebaseerd
op gelijkenissen van de contexten waarin ze voorkomen in grote tekstlichamen. As woorden
vaak in dezelfde context voorkomen is het makkelijker te begrijpen.
4. Wat is de kern van het CI-model van Kintsch?
Volgens het CI-model betreft begripsvorming twee fases: de constructie fase en de integratie
fase. In de constructiefase wordt er nagegaan welke mogelijke betekenissen er zijn en in de
integratie fase vindt er interpretatie plaats; er wordt gekozen voor de beste betekenis.
5. Wat is het verschil tussen scripts en LSA? En kun je ook uitleggen wat de
overeenkomst is?
Verschil: Een script betreft de normale gang van zaken van een situatie, LSA gaat over
woorden
Overeenkomst: Gaan beide over context en gebruiken achtergrondkennis
